Veel vraagtekens bij nieuwe regeling A.N.G.

30 maart 2009

Koninklijk Besluit regelt het beheer door de politie van persoonsgegevens in de Algemene Nationale Gegevensbank.

Eind vorig jaar ontstond er veel commotie toen de krant Le Soir in een artikelenreeks publiek maakte dat onze regering een ontwerp van Koninklijk Besluit (KB) had opgesteld dat het beheer van persoonsgegevens door de politie in de Algemene Nationale Gegevensbank (A.N.G.) moest regelen. Het ontwerp van Koninklijk Besluit regelt dan ook een zeer belangrijke aangelegenheid, met name het functionele informatiebeheer bij de politie.

Kort samengevat laat het KB toe dat de politie voortaan de meest uiteenlopende en gevoelige persoonsgegevens van burgers kan verzamelen, en dit reeds vanaf de leeftijd van veertien jaar! Het gaat hierbij onder meer om biometrische kenmerken (zoals vingerafdrukken, DNA, etc.), de seksuele geaardheid, de fysieke en mentale gezondheid, de samenstelling van het gezin, de financiële situatie, de consumptiegewoonten, de politieke of religieuze overtuiging, de etnische afkomst (hoewel dit absoluut geen éénduidig criterium is) en nog veel meer. De keuze voor deze gegevens doet vermoeden dat men op basis van deze gegevens allerlei gevaarlijke associaties maakt met criminaliteit en crimineel gedrag. Deze informatie hoeft niet noodzakelijk uit een strafrechterlijk onderzoek voort te komen, ook tips van informanten, informatie op basis van allerhande bewakingscamera’s, pro-actief politiewerk of bestuurlijk politiewerk (zoals verkeerscontroles, observaties bij manifestaties) kunnen in die zelfde nationale gegevensbank worden opgeslagen. Het gaat hierbij dus niet uitsluitend over veroordeelde delinquenten, maar ook ten aanzien van bijvoorbeeld slachtoffers of getuigen kunnen persoonsgegevens worden geregistreerd. Met andere woorden, zowat iedereen kan in deze Algemene Nationale Gegevensbank terechtkomen.

Wat dit gegeven nog problematischer maakt, is het feit dat het ontwerp van KB onvoldoende preciseert in welke mate er in deze nationale gegevensbank een onderscheid zal worden gehandhaafd tussen zachte en harde informatie, tussen bestuurlijke en gerechtelijke informatie, en in welke mate er een doorstroming is van gegevens uit bijzondere gegevensbanken (bijvoorbeeld van (buitenlandse) veiligheids- en inlichtingendiensten). Ook de toegang tot, en het verdere gebruik van, deze belangrijke informatie is onvoldoende duidelijk gereglementeerd in het huidige KB. Net zoals de (lange) bewaartermijnen van deze gegevens, en de regels voor hun uitwissing.

Ten slotte moeten we ook opmerken dat de bestaande interne en externe controlemogelijkheden ten aanzien van het registreren en het raadplegen van de gegevens in de A.N.G. niet volstaan. Nochtans is dit broodnodig. Zo heeft het Comité P in haar afgelopen jaarverslagen melding gemaakt van een veel voorkomend misbruik van deze gegevens in de A.N.G. door politie-agenten voor persoonlijke doeleinden en heeft zij bijgevolg continu gehamerd op de noodzaak om de nodige maatregelen hiertegen te treffen.

De Liga voor Mensenrechten begrijpt uiteraard dat de politie bij haar dagelijkse werking gebruik moet kunnen maken van bepaalde persoonsgegevens en is ook zeer tevreden met het feit dat er nu eindelijk officiële regels worden opgesteld. Op dit moment functioneert het informatiebeheer bij de politie immers al ruim 10 jaar zonder duidelijke, wettelijke regels. Dit betekent echter niet dat we tevreden moeten zijn met eender welke wettelijke regeling. De jongste jaren heeft de politie een grote autonomie verworven bij het bepalen van de informatie die al of niet kan worden opgeslagen; een tendens die nog wordt versterkt door het voorliggende KB. Deze verzelfstandiging van de politie heeft geleid tot een enorme hoeveelheid aan geregistreerde gegevens in de algemene nationale gegevensbank. Mensen lopen een steeds groter risico om te worden geficheerd op basis van onduidelijke criteria en vaak zonder dat men hiervan op de hoogte is. Op deze manier wordt er definitief afstand gedaan van het vermoeden van onschuld, en komt men terecht in een samenleving die haar eigen burgers wantrouwt in plaats van ze te beschermen. Dit ontwerp van KB is dan ook een zoveelste uiting van een ‘cultuur van controle’ die de laatste decennia steeds meer genormaliseerd wordt in onze West-Europese samenleving en die meer gericht is op uitsluiting dan op solidariteit, meer op sociale controle dan op sociale voorzieningen, en meer op de vrijheid van de markt dan op fundamentele vrijheden van universeel burgerschap.

Deze gevaarlijke evolutie maakt een fundamenteel publiek debat des te noodzakelijker. Het zoeken naar het juiste evenwicht tussen het vrijwaren van onze burgerrechten enerzijds, met name het recht op bescherming van onze persoonlijke levenssfeer, en het streven naar veiligheid en openbare orde anderzijds is immers niet alleen een zeer moeilijke oefening, maar zou in een democratische rechtstaat ook principieel via een openbaar en parlementair debat moeten plaatsvinden.

Deel dit artikel

   

Download:

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.