Betere rechtsregels ter bescherming van onze persoonsgegevens zijn dringend vereist om de opkomst va

30 juni 2008

“Betere rechtsregels ter bescherming van onze persoonsgegevens zijn dringend vereist om de opkomst van een Big Brother samenleving te voorkomen1

Thomas Hammarberg, de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa, hield recent een pleidooi voor meer doeltreffende en afdwingbare wettelijke bepalingen ter bescherming van persoonsgegevens, en dit voornamelijk bij het afhandelen van politionele en justitiële zaken. Hammarberg stelt vast -­net zoals de Liga en andere burgerrechtenorganisaties­- dat het huidige evenwicht tussen burgerrechten enerzijds, in casu het vrijwaren van het recht op privacy en het beschermen van persoonsgegevens, en het streven naar veiligheid anderzijds, met onder meer de recente strijd tegen terreur, volledig zoek is. De ingeslagen weg leidt ons dan ook naar een allesomvattende controlestaat.

 

Hammarberg wijst ons erop dat de laatste jaren door regeringen enorm veel wordt geïnvesteerd in technopreventieve controlemechanismen (binnen een totaalpakket waarin ook steeds meer repressieve instrumenten een plaats krijgen) die veiligheids- en ordehandhavingsdiensten moeten bijstaan in hun strijd tegen terreur en georganiseerde criminaliteit. Hierbij worden algemeen aanvaarde burgerrechten steeds meer aan de kant geschoven, en in het bijzonder het recht op privacy.

De opvattingen over privacy zijn sinds de aanslagen van 11 september 2001 flink veranderd. Algemeen is er een klimaat ontstaan waarbij het recht op privacy ondergeschikt wordt verklaard aan het streven naar veiligheid. Meestal gebeurt dit onder het sloganeske argument dat ‘wie niets te verbergen heeft ook niets te vrezen heeft’. Vaak weten burgers echter niet wat er kan gebeuren, en reeds gebeurt, met hun gegevens. Het recht op privacy is bovendien een vrij abstract concept waarbij men vaak vergeet dat het een noodzakelijke voorwaarde betreft bij het vrijwaren van de democratische rechtstaat met onder meer het recht op vrije meningsuiting.

De laatste jaren zijn er tal van privacybeperkende maatregelen ingevoerd in de strijd tegen zware criminaliteit, terreur en illegale migratie. Zo is er de introductie van RFID-chips in bankbiljetten, het Europese biometrische paspoort met een nationale en op termijn een centrale Europese database, de bewaarplicht in de telecommunicatiesector, de verschillende veiligheids- en informatiesystemen, alsook een explosie van het aantal geplaatste bewakingscamera’s. Deze tendens om steeds meer persoonsgegevens te bewaren blijft niet beperkt tot officiële diensten, gebonden aan het beroepsgeheim. Ook allerlei commerciële instanties houden voor commerciële doeleinden tal van gegevens bij over hun klanten en transacties. Vermits men die gegevens steeds meer (op legale of illegale wijze) aan elkaar koppelt, komt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer alsmaar meer in het gevaar.

Het recente verdrag van Prüm bepaalt bovendien dat “elke politionele of justitiële dienst binnen elke EU-lidstaat in principe volledige en onmiddellijke toegang moet krijgen, zonder (veel) bureaucratische obstakels, tot alle gegevens die worden bewaard door gelijkaardige instanties in eender welke lidstaat”2. Dergelijke afspraken vragen om een uitgebreid beschermingsregime van de persoonsgegevens in de Europese Unie, gebaseerd op gemeenschappelijke en effectieve criteria. Indien dit ‘beschikbaarheidsprincipe’ tevens wordt toegekend aan autoriteiten buiten de Europese Unie, spreekt het voor zich dat ook zij zich zullen moeten houden aan deze criteria.

Ook de Europese instanties ter bescherming van persoonsgegevens wijzen op de noodzaak van meer doeltreffende beschermingsmiddelen: “Gezien het stijgend gebruik van geregistreerde persoonsgegevens als een ‘recept’ voor het bevorderen van de strijd tegen ernstige criminaliteit en het gebruik hiervan op zowel nationaal niveau als tussen lidstaten, leidt het gebrek aan een geharmoniseerd en kwalitatief regime ter bescherming van persoonsgegevens in de EU tot een situatie waarin het fundamentele mensenrecht op eerbiediging van het privé-leven en op bescherming van persoonsgegevens niet langer voldoende gegarandeerd kan worden3”.

Politie en veiligheidsdiensten beschikken immers over enorme hoeveelheden aan persoonsgegevens die via bovenvermelde maatregelen worden verkregen. Wanneer zij dergelijke gegevens verwerken, is het niet alleen de bedoeling om verdachten te identificeren waartegen concreet bewijsmateriaal bestaat. Het is steeds meer de bedoeling om langs deze weg personen te identificeren die overeenstemmen met voorafgaandelijk opgestelde ‘risicoprofielen’ die vaak gebaseerd zijn op karakteriële eigenschappen van mensen en de problematisering van bepaalde identiteiten. Hierbij is men gericht op het voorkomen van bepaalde verschijnselen en zelfs op het traceren van zogenaamde ‘gevaarlijke bevolkingsgroepen’ waarbij de klassieke grondrechtenbescherming (zoals het vermoeden van onschuld) steeds meer naar de achtergrond verdwijnt4.

Er moeten volgens Hammarberg dan ook dringend meer doeltreffende en afdwingbare rechtsregels komen die individuen beschermen tegen inbreuken op hun privé-leven en tegen het oneigenlijk verzamelen, opslaan, gebruiken en verspreiden van gegevens over hen. In eerste instantie moeten deze uitgebreide bevoegdheden voor politie en veiligheidsdiensten onder een versterkte democratische en juridische controle worden geplaatst. Daarnaast moeten individuen over afdoende rechtsmiddelen beschikken om foutieve informatie over hen te betwisten en te laten corrigeren. Het huidige Europese voorstel voor een Kaderbesluit inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken verdient dan ook een onvoldoende en moet worden aangepast aan de opmerkingen van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming5. Het wordt hoog tijd dat er een democratisch debat komt waarbij de huidige wanverhouding tussen burgerlijke vrijheden enerzijds en veiligheid en ordehandhaving anderzijds fundamenteel wordt besproken.


1 Naar: Hammarberg, T., “Strong data protection rules are needed to prevent the emergence of a surveillance society”, eGovmonitor, 2 juni 2008, http://www.egovmonitor.com/node/19037.

2 Hammarberg, T., “Strong data protection rules are needed to prevent the emergence of a surveillance society”, eGovmonitor, 2 juni 2008, http://www.egovmonitor.com/node/19037.

3 Zie Hammarberg, T., “Strong data protection rules are needed to prevent the emergence of a surveillance society”, eGovmonitor, 2 juni 2008, http://www.egovmonitor.com/node/19037.

4 Zie onder meer: FEELEY, M. M. en SIMON, J., ‘The New Penology: Notes on the Emerging Strategy of Corrections and its Implications’, Criminology, 1992, jaargang 30, Vol. 4, 449-474.

5 http://www.europarl.europa.eu/oeil/file.jsp?id=5279032&language=en&mailer=true.

Deel dit artikel

   

Tags:

ARCHIEF

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.