Grondwettelijk Hof verklaart het vernietigingsberoep inzake PNR onontvankelijk

26 juli 2011

De Ligue des Droits de l'Homme diende op 1 maart 2010 een vernietigingsberoep in bij het Grondwettelijk Hof tegen de wet van 30 november 2009 "houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers door lichtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR Overeenkomst 2007)", en werd daarin bijgetreden door de Liga voor Mensenrechten, het European Centre for Constitutional Rights en Paul-Emile Dupret, parlementair medewerker in het Europees Parlement.

Dit akkoord laat het Amerikaanse 'Department of Homeland Security' toe om de passagiersgegevens van Europese luchtvaartmaatschappijen die vluchten van, naar of over het grondgebied van de VS organiseren, systematisch in te kijken, te kopiëren en op te slaan. De informatie wordt maar liefst 15 jaar bewaard. De gegevens worden automatisch getoetst aan een risicoprofiel. Wie veel gelijkenissen vertoont met het profiel mag zich verwachten aan een stel extra veiligheidsmaatregelen, zoals ondervragingen, extra doorzoekingen, of zelfs een weigering om het grondgebied of het luchtruim van de VS te betreden. De ervaring leert dat je lang geen terrorist hoeft te zijn om aan het profiel te voldoen. Bovendien kan de Amerikaanse overheid zonder toestemming van de EU beslissen deze gegevens uit te wisselen met derde landen.

Ter ondersteuning van het verzoekschrift tot vernietiging werd enerzijds een schending van artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens opgeworpen, en anderzijds een schending van artikel 22 van de Grondwet in samenhang met het algemeen beginsel van rechtszekerheid en het algemeen beginsel van non-retroactiviteit van de wet. De verzoekende partijen stellen dat de geplande verzameling en verwerking van persoonsgegevens van alle reizigers die per vliegtuig naar de V.S. reizen, niet bij wet is voorzien, geen wettig doel nastreeft, niet noodzakelijk is in een democratische samenleving en niet het voorwerp kan uitmaken van een daadwerkelijk rechtsmiddel.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep oordeelde het Hof, in een arrest van 24 maart 2011, dat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 de bestreden wet van 30 novemver 2009 geen deel meer uitmaakt van de te volgen procedure tot sluiting van de PNR-Overeenkomst tussen de E.U. en de V.S. Omdat de ratificatieprocedure van de PNR-Overeenkomst op 1 december 2009 nog niet volledig was afgerond (enkele landen hadden nog niet geratificeerd) werd deze vervangen door de nieuwe procedure, zoals geregeld in artikel 218.6.a) van het VWEU. Volgens deze procedure moet de Raad een besluit vaststellen houdende sluiting van een overeenkomst na goedkeuring van het Europees Parlement en na kennisgeving aan de Nationale Parlementen. Bijgevolg hebben de verzoekende partijen geen belang om de vernietiging van de wet te vorderen die geen gevolgen heeft voor de sluiting van die overeenkomst.

De PNR-Overeenkomst 2007 blijft echter, in afwachting van de sluiting ervan overeenkomstig de thans geldende procedure, voorlopig van toepassing. Dit volgt uit rechtstreeks uit het recht van de Europese Unie.

Deze onontvankelijkheidsverklaring heeft tot gevolg dat de zaak niet meer ten gronde werd gevoerd.

Lees het arrest op : www.const-court.be

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.