Het cynische lot van de ex-gedetineerde

29 juli 2008

Dit opiniestuk, van de hand van Tom Daems, verscheen op dinsdag 29 juli '08 in De Standaard, www.standaard.be


Meer dan dertig jaar geleden schreef de Franse filosoof Michel Foucault over het openlijke cynisme van de strafrechtelijke instelling. Na het uitzitten van hun straf blijven in vrijheid gestelde wetsovertreders als 'delinquent' vervolgd worden. We verwachten van hen dat ze zich verbeteren, dat ze werk zoeken en dat ze zich aan de regels houden na het uitzitten van hun straf. Maar tezelfdertijd kleven we een etiket op hun voorhoofd waardoor de hooggespannen verwachtingen vaak niet ingelost worden: met een strafblad op je CV kom je nu eenmaal niet gemakkelijk aan de bak. Het uitgangspunt dat mensen dynamische wezens zijn en dat ze hun leven een andere wending kunnen geven, staat haaks op het statische mensbeeld dat het strafblad onderbouwt: de volkse spreuk 'eens een dief, altijd een dief' zit diep ingebakken in onze omgang met ex-gedetineerden.

De recente commotie rond de ex-bajesklant die werkte bij de poetsdienst van de Brusselse politie, bevestigt dit nog maar eens. 'Gangster werkt bij politie', zo kopte De Standaard. De Morgen had het over 'Man met zwaar strafblad aan de slag bij Brusselse politie'. Een ex-gedetineerde met 40 misdrijven op zijn kerfstok bleek sinds kort zijn brood te verdienen als schoonmaker bij de Brusselse politie. De vakbonden zijn verontwaardigd: 'Dit is gewoon onaanvaardbaar'. De man werd intussen met vakantie gestuurd en krijgt binnenkort zijn ontslagbrief in de bus.

In ons rechtssysteem moet iedereen die in aanmerking wil komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, een reclasseringsplan voorleggen waaruit de perspectieven op reclassering moeten blijken. Arbeid speelt daarbij een belangrijke rol en de strafuitvoeringsrechtbanken hechten daar veel belang aan. In realiteit is het vaak een spijkerharde eis die ingelost moet worden alvorens men kans maakt op een invrijheidstelling onder voorwaarden. De gangbare filosofie is immers dat een baan een essentiële bijdrage kan leveren tot reïntegratie. In een samenleving waar betaalde arbeid toegang verschaft tot een inkomen en ook de inschakeling in het sociale zekerheidssysteem mogelijk maakt, is het ook weinig verwonderlijk dat het strafsysteem daar zoveel aandacht aan besteedt.

Maar tezelfdertijd moet diezelfde ex-bajesklant niet bij de overheid aankloppen, omdat zijn reputatie bezoedeld is. Zelfs als het gaat om een job waar geen bijzondere kwalificaties voor nodig zijn en die zich situeert in een sector waar men met chronische tekorten aan mankracht kampt, functioneert het strafblad schijnbaar als blijvend stigma en resolute uitsluitingsgrond.

Overheidsdiensten lijden aan het nimby-syndroom: 'Not in My Back Yard' - niet in mijn achtertuin. Men preekt wel dat reïntegratie belangrijk is, maar schuift de verantwoordelijkheid af op de privésector.

Iederéén die zijn straf heeft uitgeboet zou in principe terug een plaats moeten kunnen krijgen in de samenleving. Dat is het logische uitgangspunt van een samenleving waarin de meeste straffen een tijdelijk karakter hebben. Dat er voor sommige beroepen uitzonderingen worden gemaakt, is begrijpelijk. Maar het loutere gegeven dat men de bureaus poetst op een politiekantoor, lijkt toch een brug te ver.

De grote heisa die dit voorval opwekte, toont eens te meer aan dat we nog een lange weg af te leggen hebben om mooie woorden en principes in daden om te zetten. Als puntje bij paaltje komt, dan regeert nog steeds het openlijke cynisme van de strafrechtelijke instelling.

Tom Daems is onderzoeker aan de KU Leuven, verbonden aan het Instituut voor Strafrecht en het Leuvens Instituut voor Criminologie (Linc)

Deel dit artikel

   

Tags:

ARCHIEF

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.