Praktijktests antidiscriminatiewet
25 maart 2005
Op 25 maart 2005 besprak de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit van minister van Gelijke Kansen Christian Dupont omtrent de invoering van de zogenaamde praktijktests.
De antidiscriminatiewet van 25 februari 2003 maakt het mogelijk om in burgerrechtelijke procedures de bewijslast voor slachtoffers van discriminatie te vergemakkelijken en verwijst daarbij onder meer naar praktijktests. Deze tests kunnen worden gebruikt om discriminatie aan te tonen in uitlopende domeinen, zoals tewerkstelling, huisvesting of ontspanningsmogelijkheden. Concreet zullen onder leiding van een testverantwoordelijke twee groepen worden samengesteld: een groep proefpersonen die drager zijn van de aangevoerde discriminatiegrond en een groep die hiervan geen drager is. Op deze manier kan worden vastgesteld of beide groepen anders worden behandeld en welke criteria eventueel door de geteste persoon worden aangevoerd om de verschillende behandeling te rechtvaardigen.
Indien de rechter op basis van de resultaten van de praktijktest zou oordelen dat er op het eerst zicht sprake is van discriminatie, dan werkt het mechanisme van het vermoeden van discriminatie en zal de bewijslast worden omgekeerd. Het is dan niet langer aan het slachtoffer om te bewijzen dat hij of zij werd gediscrimineerd, maar de verweerder moet aantonen dat het verschil in behandeling ‘objectief en redelijkerwijs te verantwoorden is’. Aangezien het voor slachtoffers van discriminatie vaak zeer moeilijk is om deze discriminatie hard te maken, is de mogelijkheid van een praktijktest gekoppeld aan een eventuele omkering van de bewijslast, een goede zaak.
Meer dan twee jaar na de publicatie van de anti-discriminatiewet is het echter nog altijd wachten op een koninklijk besluit. Dit besluit is nodig om de precieze regels voor de uitvoering van de tests te bepalen. Een snelle regeling dringt zich nochtans op, omdat rechters nu vaak de resultaten van praktijktests weigeren wegens het ontbreken van het koninklijk besluit. Op deze manier blijft de bewijslast voor het slachtoffer soms uiterst moeilijk, zodat de anti-discriminatiewet een louter symbolische wet dreigt te worden.
Het is dus zonder meer positief dat er nu er eindelijk werk wordt gemaakt van een koninklijk besluit betreffende de praktijktests. Anderzijds dient de operationalisering van deze praktijktests te gebeuren met de duidelijke garantie dat eenieders fundamentele rechten worden gerespecteerd. We mogen uiteraard niet terechtkomen in een situatie waar lichtzinnig met deze tests wordt omgesprongen!
Het is daarom zeer belangrijk dat in de fase vóór een eventuele gerechtelijke procedure, er voldoende sluitende garanties zijn. De praktijktests dienen plaats te vinden onder leiding van deskundige en onpartijdige testverantwoordelijken die de opportuniteit van een test in elke situatie nauwgezet overwegen.
Daarenboven zal de rechter onrechtmatig verkregen bewijzen weren uit het dossier. Ook dient hij telkens de bewijswaarde van de praktijktest te beoordelen vooraleer hij tot de omkering van de bewijslast kan besluiten. Dit moet garanderen dat niemand op basis van onrechtmatige of onjuiste informatie een boete of maatregel krijgt opgelegd.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.