Beroep bij het Grondwettelijk Hof tegen de wet op gezinshereniging

13 maart 2012

Zes verenigingen willen een beroep tot vernietiging indienen bij het Grondwettelijk Hof tegen de wet op gezinshereniging. De reden? Deze wet is strijdig met het fundamentele en algemene recht op gezinsleven en bevat bepalingen die duidelijk discriminerend zijn.

De verenigingen – ADDE, CIRÉ, Liga voor Mensenrechten, Ligue des Droits de l’Homme, MRAX, Siréas – vertegenwoordigd door meneer Pierre Robert -  vragen aan het Grondwettelijk Hof een vernietiging van de maatregelen vervat in de wet op gezinshereniging. Waarom? Omdat, naar oordeel van deze verenigingen, de wet, die in allerijl werd aangenomen, discriminerend is en ernstig afbreuk doet aan het fundamentele recht op gezinsleven.

In eerste instantie brengt de wet op gezinshereniging een discriminatie teweeg tussen de Europese burgers. De Belgen zijn onderhevig aan strengere voorwaarden, op vlak van inkomen en huisvesting, dan de andere burgers van de Europese Unie. Bovendien is het voor hen onmogelijk om vergezeld te worden van hun verwanten, in tegenstelling tot de andere Europeanen . Een Belg ondervindt dus meer moeilijkheden om in gezinsverband samen te leven dan andere Europese burgers.

Bovendien is het belangrijk om te begrijpen – het parlementaire werk verwijst er duidelijk naar – dat deze beperkingen in realiteit Belgische burgers van Marokkaanse en Turkse afkomst viseren, twee grote gemeenschappen in België. Op dit punt lijkt de wet dus te discrimineren.

Vervolgens introduceert de wet als een van de voorwaarden tot gezinshereniging een minimumbedrag wat betreft toereikende levensmiddelen. In de ogen van de verenigingen betekent deze maatregel een vorm van discriminatie op grond van rijkdom. Een onderzoek van de persoonlijke situatie zou enkel mogen worden uitgevoerd, zonder de mogelijkheid - zoals de nieuwe wet voorziet - om de gezinshereniging te weigeren op basis van het enkele feit dat het minimumbedrag aan inkomsten niet wordt bereikt.

Het is duidelijk dat dergelijke bepalingen, in combinatie met een zeer strikte interpretatie van de wet door de Dienst Vreemdelingenzaken, geen ruimte laten voor een analyse van zowel de individuele situatie als van de familiale realiteit.

Naast de specifieke maatregelen die door het beroep worden verworpen, moet eveneens worden vermeld dat de nieuwe wet in werking is getreden zonder enige overgangsregeling. Een persoon die een aanvraag tot gezinshereniging heeft ingediend onder de oude regeling kan zijn dossier opnieuw beoordeeld zien volgens de condities van de nieuwe wet. Gezien de nieuwe beperkingen, kan het dossier geweigerd worden zelfs indien aan alle voorwaarden was voldaan ten tijde van de indiening van de aanvraag. Gezinnen worden in de rechtsonzekerheid geduwd, door het ontbreken van een overgangsregeling en de negatie van het non-retroactiviteitsbeginsel van een nieuwe wet. Dit werd eveneens onderstreept in het tussentijdse verslag van de federale bemiddelaar.

De afgelopen jaren werd het recht op gezinshereniging helaas al herhaaldelijk ondermijnd, ten gevolge van de opeenvolgende wetswijzigingen van 2006 en 2007, terwijl men op geen enkel moment de uitvoering van deze nieuwe maatregelen heeft geëvalueerd. Indien de lidstaten bepaalde voorwaarden voor gezinshereniging kunnen uitvaardigen, moet de bevordering van het recht op gezinsleven de primaire focus blijven, zoals ook het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft opgemerkt. De wet verwijdert zich echter aanzienlijk van deze primaire focus,  zonder op een geldige manier te motiveren waarom deze nieuwe beperkingen worden ingevoerd.  

De verenigingen vragen, op basis van dit uitvoerig beroep – dat bijna veertig middelen bevat –, de nietigverklaring van de discriminerende maatregelen in de wet op gezinshereniging. Dit in het teken van het waarborgen van het recht op gezinsleven voor alle burgers.

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.