Broeders van Liefde veroordeeld na klacht geïnterneerde

24 oktober 2012

Op 2 oktober 2012 heeft de rechtbank van eerste aanleg in Brussel uitspraak gedaan over een zaak tussen de Broeders van Liefde en geïnterneerde J.R., die sinds 2006 verblijft in de gevangenis van Merksplas.

Op 2 oktober 2012 heeft de rechtbank van eerste aanleg in Brussel uitspraak gedaan over een zaak tussen de Broeders van Liefde en geïnterneerde J.R., die sinds 2006 verblijft in de gevangenis van Merksplas.

De geïnterneerde legde in 2011 in kort geding een klacht neer tegen de Broeders van Liefde omdat deze hem weigeren op te nemen in het psychiatrisch centrum Sint-Amandus te Beernem omwille van het feit dat de problematiek van de patiënt niet beantwoordt aan de doelstellingen en mogelijkheden van het centrum. De Antwerpse Commissie tot Bescherming van de Maatschappij had op 19 januari 2011 nochtans geoordeeld dat de geïnterneerde naar die instelling moest worden overgebracht.

Volgens de Broeders van Liefde geldt er geen verplichting tot opname van de geïnterneerde. Een arrest van het Grondwettelijk Hof uit 1999 oordeelt echter dat artikel 14 van de wet van 1964 bepaalt dat de beslissing van een CBM tot plaatsing van een geïnterneerde in een instelling een verplichting met zich meedraagt.

Eerdere zaken hebben aangetoond dat wanneer blijkt dat een psychiatrisch centrum onbevoegd is om in de nodige hulp en verzorging van de geïnterneerde te voorzien, de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij een terugplaatsing naar de penitentiaire instelling kan bevelen.

De rechtbank oordeelde op 2 oktober 2012 in het voordeel van de geïnterneerde dat de Broeders van Liefde de beslissing van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij dient te volgen en de heer J.R. moet opnemen in het psychiatrisch centrum Sint-Amandus te Beernem, met een straf van 50 euro dwangsom per dag vertraging.

De Broeders van Liefde hebben beslist hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis van 2 oktober jl. van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel.

Zij doen dit geenszins omdat zij niet bekommerd zijn om het lot van de betrokken geïnterneerde of van zijn lotgenoten. Integendeel, verschillende voorzieningen van de organisatie Broeders van Liefde – ook het P.C. Sint-Amandus te Beernem - deden de voorbije decennia reeds grote inspanningen in de uitbouw van de psychiatrische hulpverlening voor geïnterneerden. Samen met o.a. het OPZ Rekem en de vzw PFPCG behoren de Broeders van Liefde in Vlaanderen nog steeds tot de voortrekkers voor de uitbouw van volwaardige forensisch-psychiatrische zorgcircuits en netwerken.

Wel verzetten de Broeders van Liefde zich samen met de ganse sector geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen tegen de toepassing van het artikel 14 van de wet van 1964 (of binnenkort van de nieuwe interneringswet) waarbij een geïnterneerde gedwongen geplaatst wordt in een zorgeenheid, die hetzij niet de gepaste zorg kan bieden, hetzij niet de gepaste beveiliging kan voorzien. Enkel een goed overleg tussen justitie en zorg kan tot zorgvuldige en passende oplossingen leiden voor de doelgroep van de geïnterneerden in het bijzonder en voor de andere hulpvragers binnen de geestelijke gezondheidszorg. In de betrokken casus menen de Broeders van Liefde dat deze voorwaarden niet zijn voldaan. Daarom gaan zij in beroep tegen deze uitspraak.

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.