Expressievrijheid van actiegroepen

29 juni 2007

De Liga voor Mensenrechten keurt de handelswijze van Electrabel en de houding van de Belgische gerechtelijke en politionele diensten in de zaak tussen Greenpeace en Electrabel scherp af.

De Liga voor Mensenrechten keurt de handelswijze van Electrabel en de houding van de Belgische gerechtelijke en politionele diensten in de zaak tussen Greenpeace en Electrabel scherp af.

In wat volgt wordt de mensenrechtelijke kant belicht van de strafklacht wegens bendevorming die bij de onderzoeksrechter in Brussel neergelegd is door Electrabel. De rechtszaak die hangende is, is immers niet alleen een kwestie van de toepassing van de strafwet, maar vereist vanwege de rechter ook een interpretatie en toepassing van het recht op vrijheid van meningsuiting – een grondrecht dat beschermd wordt in de hoogste juridische documenten van ons rechtstelsel: de Belgische Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Liga spreekt de hoop uit dat de strafrechter de mensenrechtelijke kant van deze zaak het gewicht zal toekennen dat haar toekomt.

Nog even kort de feiten: op 27 oktober 2006 organiseert Greenpeace een actie aan het hoofdkantoor van Electrabel in Brussel. Voor dag en dauw strooien 14 activisten van de milieuorganisatie met behulp een vrachtwagen een strook kolen uit op de stoep die naar het kantoor leidt. De strook is ongeveer vier meter breed en tien meter lang. Hij wordt in de breedte afgebakend met rode vaten voor nucleair afval. De slogan die de activisten op spandoeken ontrollen laat aan duidelijkheid weinig te wensen over: “Electrabel: het is jouw energie die vervuilt”. De werknemers van Electrabel zijn genoodzaakt over deze rode en zwarte loper hun werkplaats te bereiken. In zijn perscommunicatie en op zijn website herhaalt Greenpeace welke boodschap het met deze actie wilde verspreiden: het klaagt het gebruik aan van verouderde steenkool- en kerncentrales die bijzonder vervuilend of gevaarlijk zijn.

Electrabel legt prompt klacht neer bij de Brusselse onderzoeksrechter, onder andere wegens bendevorming. Op dat laatste misdrijf staan verschillende mogelijke sancties: vrijheidsstraffen tot vijf jaar voor alle leden, evenals de mogelijke ontbinding van de vereniging Greenpeace België. Door de politie worden huiszoekingen verricht in de zetel van Greenpeace en talrijke verhoren (meer dan vijftig) worden afgenomen.

Hoe verhouden deze feiten zich tot de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vreedzame vergadering? Is de expressievrijheid van Greenpeace geschonden door de strafklacht van Electrabel?

Om een antwoord te kunnen formuleren op die vraag, moeten we te rade gaan bij de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin onder andere de vrijheden van meningsuiting en vreedzame vergadering beschermd worden. Gezamenlijk behelzen die vrijheden ook de actievrijheid. Dankzij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen wij zelfs vrij precies nagaan hoe ver die bescherming in het geval van Greenpeace Belgium vs. Electrabel reikt. Het mensenrechtenhof heeft immers al in 1999 uitspraak gedaan in een zaak die precies de actievrijheid van Greenpeace betreft: de zaak Drieman e.a. vs. Noorwegen van 4 mei 2000.

De heer Drieman was op het ogenblik van de feiten (zomer 1994) directeur van Greenpeace Nederland en leidde een actie van zijn organisatie tegen walvisvaarders in Noorwegen. Samen met zijn kompanen voerde Drieman een maandlang campagne waarin hij met verschillende actiemiddelen de afkeuring van zijn organisatie voor het doden van walvissen voor commerciële doeleinden liet blijken. Op 23 en 24 juli 1994 culmineerde de Greenpeace-campagne in een risicovolle actie waarbij de activisten van Greenpeace zich met rubberbootjes tussen een walvis en een harpoen manoeuvreerden, die vanop een schip op het dier gericht was. Nadat zij een aantal keren de jacht op die manier onmogelijk gemaakt hadden werden zijn gearresteerd opgesloten, en uiteindelijk door een rechter strafrechtelijk veroordeeld tot een boete. Werd de boete niet betaald dan zou een (beperkte) gevangenisstraf volgen.

Drieman tekende tegen die veroordeling door het Finse gerecht beroep aan bij het Europees mensenrechtenhof, en riep daar in dat zijn recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame vergadering geschonden was. Hope oordeelde het Hof?

Een eerste belangrijk element van de uitspraak was dat het Hof de actie met rubberbootjes van Greenpeace als de uiting van een mening beschouwde – de mening dat het doden van walvissen onaanvaardbaar is. Een mening die de bescherming geniet van de artikelen 10 en 11 van het E.V.R.M. Die bescherming impliceert dat een beperking van de actievrijheid van Greenpeace alleen geoorloofd is wanneer zij noodzakelijk is in een democratische samenleving. De arrestatie en strafrechtelijke veroordeling van Drieman en de zijnen is dus alleen geoorloofd wanneer daarvoor een dwingende maatschappelijke behoefte bestaat in een democratische samenleving en wanneer die vrijheidsbeperking proportioneel is.

Jammer genoeg voor Greenpeace oordeelde het Hof dat in de zaak Drieman van zo’n democratische noodzaak sprake was. Dat was allicht anders geweest wanneer het Hof de meningsuiting van Greenpeace – de actie in rubberbootjes tussen harpoen en walvis - beschouwd had als ‘political speech’ een soort meningsuiting die onder het Verdrag een extra ruimhartige bescherming geniet. Het gaat om uitingen over onderwerpen van algemeen belang, die relevant zijn voor het publieke of politieke debat. Aan de actie van Greenpeace werd die bijzondere bescherming ontzegd omdat zij het leven van de actievoerders in gevaar bracht, derden ertoe dwong om een wettige activiteit te staken (het jagen van walvissen was in dit geval in overeenstemming met de wet) en was niet geheel geweldloos was.

Al heeft Greenpeace in de zaak Drieman het onderspit gedolven, als we de principes van het arrest toepassen op de zaak tussen Greenpeace België vs. Electrabel zijn er veel redenen tot optimisme.

Eerst en vooral valt het uitstrooien van kolen voor de deuren van een elektriciteitsbedrijf zonder enige twijfel onder de beschermingssfeer van de artikelen 10 en 11 E.V.R.M. De actie van Greenpeace komt neer op de symbolische uiting van een opinie over een politiek thema van algemeen belang: de energie- en milieupolitiek van België en van het grootste energiebedrijf van het land. In tegenstelling tot de actie van Greenpeace in Finland brengt het kolentapijt geen gevaar met zich mee voor de actievoerders, verhindert het geen wettige commerciële activiteiten (de werknemers konden probleemloos naar hun kantoor) en is het geweldloos. Er moet daarom vanuit gegaan worden dat de actie van Greenpeace wél de bijzonder ruimhartige bescherming geniet die het Hof toekent aan ‘political speech’.

Dat laatste impliceert dat een beperking van de actievrijheid van Greenpeace België alleen geoorloofd is wanneer die ten strikste noodzakelijk is in een democratische samenleving. Dergelijke strikte noodzaak is op zijn beurt pas aanwezig wanneer de getroffen maatregel (in dit geval een veroordeling wegens bendevorming) ‘onmisbaar’ is voor het bereiken van een legitieme doelstelling van algemeen belang (waarschijnlijk bescherming van de openbare orde). Dergelijke onmisbaarheid is hier zeer ver te zoeken. Het lijkt eerder aangewezen om in deze zaak het strafrecht geheel en al op stal te houden. Een vergoeding van de door Electrabel geleden geldelijke schade – voor het laten opruimen van de kolen - lijkt de meest evenredige en aangewezen sanctie.

Als de strafrechter in de zaak tussen Greenpeace België en Electrabel zijn gevoel voor mensenrechtelijke proportionaliteit laat spreken, zal de klacht wegens bendevorming weggevaagd worden. En zal blijken dat deze vordering alleen ingesteld is om een organisatie die ons terecht wijst op de milieuvervuiling door Electrabel te intimideren.

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.