Gedetineerde vrouwen in Belgische gevangenissen: een minderheidsstatus

05 juli 2023

Dit is een artikel van het tijdschrift FATIK #178, meer over detentie kunt je hier vinden: https://mensenrechten.be/pagina/liga-tijdschriften
                                                                                                                        

In België maken vrouwen[3] 4 à 5% uit van de totale populatie gedetineerden.[4] Dit ligt in lijn met het gemiddelde op wereldniveau van zo’n 6,9%.[5] Het feit dat vrouwen slechts een klein deel uitmaken van de populatie gedetineerden, heeft belangrijke implicaties voor de organisatie van hun detentie, zowel op vlak van infrastructuur als op vlak van regime. In België bestaan er heden 9 (op de 34[6]) penitentiaire inrichtingen met een vrouwenafdeling, waar telkens ook mannelijk gedetineerden gehuisvest worden. De specificiteit van een gevangenis waar enkel vrouwen gedetineerd waren, is verdwenen met de verhuis van de gevangenis van Berkendael (1989-2022) naar de gevangenis van Haren in november 2022. Deze inrichtingen zijn geografisch verspreid over het land op de volgende manier: één gevangenis in Brussel (Haren), vijf gevangenissen in Vlaanderen (Antwerpen, Brugge, Gent, Hasselt en Hoogstraten) en drie gevangenissen in Wallonië (Bergen, Lantin en Marche-en-Famenne). Dit heeft als belangrijk gevolg dat er tot op heden geen open gevangenis bestaat voor gedetineerde vrouwen, in tegenstelling tot het bestaand aanbod voor mannen.[7]

De thematiek van gender en vrouwen in detentie mocht in het afgelopen decennium op aandacht rekenen, zowel op vlak van internationaal beleid, in het middenveld, als binnen academisch onderzoek.[8] Zo formuleerden de Verenigde Naties in 2010 specifieke aanbevelingen omtrent gedetineerde vrouwen uit, de zgn. Bangkok Rules[9], als aanvulling op de Nelson Mandela Rules.[10] Ook de European Prison Rules van de Raad van Europa werden in 2020 herzien, en bevatten sindsdien een genderdimensie.[11] Het Europees Anti-Foltercomité (CPT) vaardigde een thematische fiche uit met specifieke normen over gedetineerde vrouwen.[12] Verschillende internationale middenveldorganisaties bogen zich ook over de detentieomstandigheden van gedetineerde vrouwen.[13] Op academisch vlak is de thematiek van gedetineerde vrouwen vooral in Angelsaksische literatuur onderzocht.[14] In België kwam er pas later aandacht voor vrouwen in detentie. Zo werd er in Vlaanderen onder meer onderzoek gevoerd naar de profielen van vrouwelijke gedetineerden, maar ook naar vrouwelijke geïnterneerden. In België kent het thema een beduidende interesse, met verschillende lopende onderzoeksprojecten over gender en gevangeniswezen.[15]

In deze bijdrage gaan we dieper in op de implicaties van het minderheidsstatuut (zowel in aantal als op vlak van sociale status) van vrouwen in detentie en de genderstereotypen in het gevangeniswezen, gestoeld op empirisch onderzoek in Belgische gevangenissen waar vrouwen en mannen gedetineerd zijn. Na het kaderen van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in detentie, wordt de methodologie van het onderzoek toegelicht. Vervolgens worden de resultaten van ons onderzoek thematisch voorgesteld in drie luiken. Eerst worden opvallende kenmerken over het profiel van gedetineerde vrouwen uit ons onderzoek toegelicht. Dan worden de concrete implicaties van het minderheidsstatuut van vrouwen voor hun detentieomstandigheden besproken. Het laatste onderdeel van deze bijdrage biedt een reflectie over de onderliggende genderstereotypen die heersen binnen het gevangeniswezen en de implicaties hiervan voor de detentiebeleving van gedetineerde vrouwen.

De ondervertegenwoordiging van vrouwen in een mannelijke detentieomgeving

Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in de verschillende geledingen van de strafrechtsketen, en in de eerste plaats in criminaliteitscijfers. Het feit dat vrouwen minder strafbare feiten zouden plegen, wordt in de literatuur verklaard door socialisatie in vrouwelijke genderrollen die worden gekenmerkt door passiviteit, behulpzaamheid, afhankelijkheid, een beperkte blootstelling aan straatcultuur en een strengere sociale sanctionering van ongehoorzaamheid en weerspannigheid door meisjes dan door jongens.[16]

Wanneer vrouwen dan toch strafbare feiten plegen, worden ze minder vervolgd omdat zij vaak onderworpen zijn aan andere vormen van sociale of disciplinaire controle, of eerder zullen doorverwezen worden naar een psychiatrische inrichting.[17] Vrouwen die wel voor het gerecht verschijnen, worden gemiddeld minder zwaar gestraft dan mannen en minder veroordeeld tot de vrijheidsberovende straf. Wanneer ze echter misdrijven plegen die niet stroken met de verwachte genderrollenpatronen van vrouwen (vb. gewelddadige delicten die als ‘mannelijk’ beschouwd worden, geweld t.a.v. kinderen, …), worden vrouwen doorgaans strenger gestraft.[18] Dit verschil in omgang met strafbare feiten gepleegd door vrouwen, wordt mede verklaard door de heersende genderspecifieke opvattingen rond criminaliteit en de “zachtere aard” van vrouwen binnen gerechtelijke instellingen.[19]

Vrouwen die van hun vrijheid beroofd worden, komen als minderheid terecht in een penitentiaire inrichting waar – net zoals in de vrije samenleving – gendernormen heersen. Dat er een sterke masculiene genderorde heerst in gevangenissen, is reeds uitvoerig beschreven in de literatuur.[20] De gendernormen worden tevens versterkt door de strikte scheiding van gedetineerde mannen en vrouwen in penitentiaire inrichtingen.[21] Deze genderorde volgt een androcentrisch denkschema (waar de man als referentie genomen wordt) en schept zo een hiërarchie en ongeschreven gedragsvoorschriften in de relaties tussen mannen en vrouwen en tussen hen onderling.[22] Penitentiaire inrichtingen zijn hierdoor uitgetekend met de gedetineerde man als referentie, zowel op vlak van infrastructuur, organisatie en regime. Tevens worden typisch masculiene waarden en gedragingen geïnternaliseerd en gereproduceerd door mannelijke gedetineerden, om dit vooropgestelde mannelijke ideaal te kunnen belichamen.[23] Gedetineerde mannen worden als het ware aangemoedigd om binnen deze genderorde gedragingen en uiterlijke kenmerken aan te nemen om te conformeren met een het archetype van de 'echte man'.[24] Deze ‘hegemonische mannelijkheid’ leidt tot een constante verantwoording van de machtspositie van mannen en de ondergeschiktheid van vrouwen.[25] Dit betekent dat mannen die niet voldoen aan het mannelijk ideaal onderaan in de sociale hiërarchie van de gevangenis terechtkomen en het risico lopen op geweld vanwege andere mannelijke gedetineerden.[26]

Onderzoeksopzet en methodologie0

In deze bijdrage onderzoeken we de implicaties van het minderheidsstatuut (zowel in aantal als op vlak van sociale status) van vrouwen die gedetineerd zijn in penitentiaire inrichtingen die in essentie ‘ontworpen zijn voor mannen’ waar gendernormen continu gereproduceerd worden door de afzonderlijke opsluiting van mannen en vrouwen. Het gebruik van gender als analytische lens laat ons toe om de binaire tweedeling die tussen de geslachten (mannelijk/vrouwelijk) dat in het gevangenissysteem wordt gehanteerd bloot te leggen, samen met de bijhorende gendernormen en sociale verwachtingen.[27]

Aan de hand van interviews en focusgroepen met een steekproef van 88 respondenten bestaande uit gedetineerde vrouwen (n = 28) en mannen (n=26), directieleden (n=8), penitentiaire administratie (Dienst Detentiebeheer (n=3), Cellmade (n=1), Directoraat-Generaal en dienst Research & Development (n=3)), Commissies van Toezicht (CvT; n=10) en externe diensten[28] (n=9), onderzochten we in welke mate gendernormen de persoonlijke detentiebeleving en de materiële detentieomstandigheden van vrouwen vorm geven.[29] De dataverzameling vond plaats de periode april 2022 – maart 2023. De vraagstelling bij focusgroepen met gedetineerde personen was eerder open, met slechts enkele vaste thema’s (detentiebeleving en -regime, rol van gender binnen detentie, interactie met mannelijke en vrouwelijke gedetineerden en personeelsleden) om zo veel mogelijk ruimte te laten voor opkomende thema’s. De interviews met de penitentiaire administratie, directieleden, externe diensten en leden van de Commissies van Toezicht bevatten gerichtere vragen die specifiek gericht waren op hun expertisedomein.

De vrouwelijke en mannelijke gedetineerden konden niet rechtstreeks geselecteerd worden door de onderzoekers en de selectie was afhankelijk van derden (directie, toezichthoudend personeel, leden van een begeleidingscommissie of een externe dienst). Slechts in één gevangenis hebben de onderzoeksters rechtstreeks kunnen rekruteren uit een vooropgestelde lijst. De medewerkers die betrokken waren bij de steekproeftrekking werden gevraagd om vrouwelijke en mannelijke gedetineerden te helpen vinden die bereid waren om aan een individueel interview of focusgroep deel te nemen over genderkwesties en gender gemengde aspecten van detentie. Deze opgelegde manier van werken zorgt ontegensprekelijk voor een vertekening binnen onze steekproef. De meerderheid van de vrouwen die we konden interviewen waren veroordeelden, gemiddeld in de veertig, spraken vlot Frans of Nederlands en leden niet of in beperkte mate aan psychische stoornissen of een verslavingsproblematiek (of hadden deze laatste inmiddels onder controle). Dit kan verklaard worden door het feit dat de medewerkers bij de steekproeftrekking op zoek zijn gegaan naar gedetineerden die zich gemakkelijk konden uitdrukken. Hierdoor werden de meest kwetsbare vrouwelijke gedetineerden wellicht niet bereikt door ons onderzoek. Om de vertekening in de data te compenseren, verkozen we om een groot aantal andere respondenten die actief zijn in detentie te bevragen.

De verdeling van de respondenten over de 9 gevangenissen waar zowel vrouwen als mannen gedetineerd zijn, is terug te vinden in tabel 1. De gegevens uit de interviews en focusgroepen werden aangevuld met korte observaties geregistreerd in veldnota’s tijdens het uitvoeren van het veldwerk in de 7 inrichtingen waar we toegang hadden tot de infrastructuur.

Tabel 1. Steekproeftrekking

 

Directie

Gedetineerde vrouwen

Gedetineerde mannen

Externe diensten

Leden van CvT’s

PI 1

n=1

/

/

n=1

n=1

PI 2

n=1

n=5

/

idem PI 1

n=1

PI 3

n=3

n=4

/

Idem PI 1

n=1

PI 4

n=1

n=4

n=4

Idem PI 1 + n=2

n=1

PI 5

n=2

n=5

n=5

n=2

n=1

PI 6

/

n=2

n=4

n=2

n=1

PI 7

/

/

/

enkel info via mail

n=2

PI 8

/

n=2

n=7

n=1

n=1

PI 9

/

n=6

n=6

n=1

n=1

Totaal

n=8

n=28

n=26

n=9

n=10

Aanvullend met interviews met Dienst Detentiebeheer (n=3), Cellmade (n=1), Directoraat-Generaal (n=1) en dienst Research & Development (n=2) en observaties in 7 PI’s

 

De steekproef bestond ook uit mannelijke respondenten, aangezien de dataverzameling kadert binnen een gezamenlijk onderzoek door beide auteurs[30] over gender gemengde aspecten van het gevangenisregime, wat in een later stadium gepubliceerd zal worden. Mannelijke gedetineerden en personeel vormden een essentieel onderdeel van de steekproef: genderdynamieken worden immers zowel door mannen als door vrouwen beleefd en gecreëerd. De ervaringen van mannelijke gedetineerden en hun percepties waren tevens van belang om verschillen en gelijkenissen met de detentiebeleving van vrouwelijke gedetineerden te identificeren, en alle bevraagde mannelijke personeelsleden hadden reeds met vrouwelijke gedetineerden gewerkt. De interviews en focusgroepen werden getranscribeerd en inductief geanalyseerd volgens de algemene principes van Grounded Theory.[31]

Gedetineerde vrouwen vormen een erg heterogene groep met uiteenlopende profielen en ervaringen. Deze bijdrage geeft slechts een algemeen overzicht van hun ervaringen en detentieomstandigheden, zonder specifiek in te kunnen gaan op de veelheid van individuele ervaringen van vrouwen die verschillende kwetsbaarheidsfactoren hebben en/of meervoudig gediscrimineerd kunnen worden op basis van onder andere hun leeftijd, afkomst, seksuele oriëntatie, psychische kwetsbaarheid of beperking. Ook de bijzondere situatie van gedetineerde vrouwen, die zwanger zijn en/of met kind(eren) jonger dan 3 jaar is niet bestudeerd. Tevens werden de meest kwetsbare vrouwelijke gedetineerden wellicht niet bereikt door ons onderzoek, aangezien deelname aan een focus groep of individueel interview een zekere vorm van zichtbaarheid, taalvaardigheid en mondigheid impliceert.

Opvallende kenmerken in de (zelf)perceptie van gedetineerde vrouwen in Belgische gevangenissen

Gedetineerde mannen en vrouwen delen sommige gelijkaardige kenmerken, in die zin dat zij algemeen uit kansarme milieus komen, een geschiedenis van familiale moeilijkheden hebben, verslavingsproblemen vertonen, een geschiedenis delen van geweld en misbruik, enzovoort. Gedetineerde vrouwen een specifiek en kwetsbaar profiel hebben. In dit onderdeel situeren we de vier meest prominente kenmerken binnen bestaand onderzoek: slachtofferschap van intrafamiliaal en seksueel geweld, middelengebruik, psychische kwetsbaarheden en moederschap. Hoewel dit niet tot het opzet van ons onderzoek behoorde, bleek tijdens onze data-analyse dat deze onderwerpen opvallend vaak aangehaald werden binnen de bevraagde groep van gedetineerde vrouwen.[32] In wat volgt, bespreken we de vier meest opvallende kenmerken van de (zelf)perceptie van gedetineerde vrouwen uit de interviews en focusgroepen en koppelen we deze terug naar bestaande literatuur hieromtrent.

In de eerste plaats blijken de bevraagde gedetineerde vrouwen vaak een moeilijk relationeel verleden te hebben, en soms ook het slachtoffer te zijn geweest van intrafamiliaal of seksueel geweld voorafgaand aan hun detentie. Waar detentie voor sommigen een noodgedwongen breuk van deze problematische relaties kan betekenen[33], blijven andere vrouwen toch in de greep van hun partner (buiten of binnen detentie). Zo gaven directieleden en hulpverleners aan dat gedetineerde vrouwen relaties behouden of nieuwe relaties aangaan die gelijkaardige machtsdynamieken vertonen (bv. een gedetineerde vrouw mag van haar partner niet gaan werken omdat er andere mannen in het atelier zijn). Het voorkomen van abusieve en gewelddadige liefdesrelaties in het leven van gedetineerde vrouwen werd door Nuytiens al geïdentificeerd als ‘relationele kwetsbaarheid’ in haar kwalitatief onderzoek naar de profielen van gedetineerde vrouwen in Vlaamse gevangenissen.[34] Internationaal onderzoek toont aan dat gedetineerde vrouwen meer sociaal geïsoleerd zijn dan mannen en minder bezoek krijgen. Dit isolement gaat meestal vooraf aan gevangenisstraf, wanneer het delinquentietraject het gevolg is van sociale vervreemding, maar kan ook een gevolg zijn van gevangenisstraf, omdat het leidt tot grotere stigmatisering van vrouwen en bijgevolg tot afstoting door hun familie. Daarnaast komt de overgrote meerderheid van de vrouwen in detentie met een geschiedenis van fysiek, seksueel of psychologisch misbruik.[35] Hoewel sommige mannelijke gedetineerden gelijkaardige ervaringen hebben, is het aandeel vrouwelijke gedetineerden dat dergelijk misbruik of geweld heeft meegemaakt veel hoger.[36]

 

Ten tweede spraken opvallend veel bevraagde gedetineerde vrouwen, penitentiair personeel en externe diensten van de verslavingsproblematiek van gedetineerde vrouwen. Slechts enkele bevraagde vrouwen spraken zelf over hun drugsverleden, de meerderheid van gedetineerde vrouwen deelden getuigenissen over het druggebruik van andere gedetineerde vrouwen. Meerdere hulpverleners deelden de perceptie dat er maar weinig gedetineerde vrouwen geen verleden of huidig probleem van middelengebruik hebben. Voorgaand onderzoek naar middelengebruik bij gedetineerden in Vlaamse gevangenissen toont echter een genuanceerder beeld: 56,9% van de bevraagde gedetineerde vrouwen had ooit drugs gebruikt in hun leven, wat bovendien niet significant verschilde van mannelijke gedetineerden.[37] In kwalitatief onderzoek naar de levensverhalen van vrouwelijke gedetineerden kwam een verleden van druggebruik echter ook vaak terug als kwetsbaarheidsfactor.[38] Uit onderzoek blijkt dat de verslavingsproblematiek vaak voor detentie aanwezig was en dat vrouwen traumatische ervaringen van misbruik regelmatig als de belangrijkste oorzaak van hun middelengebruik identificeren.[39] Hoewel tot de helft van gedetineerde vrouwen in detentie hun gebruik soms hebben kunnen stopzetten, kunnen negatieve ervaringen gedurende de detentieperiode er net ook voor zorgen dat vrouwen teruggrijpen naar medicatie of illegale verdovende middelen als coping mechanisme.[40]

Ten derde kwam de aanwezigheid van (al dan niet complexe en zware) psychische problemen sterk naar voren in de gesprekken met vrouwelijke gedetineerden, directieleden en hulpverleners. Een deel van de bevraagde hulpverleners en directieleden deelden de perceptie dat gedetineerde vrouwen allemaal in meer of mindere mate leiden aan een psychische problematiek. Voor hulpverleners kan deze perceptie mede verklaard worden door het feit dat zij vaker in contact komen met vrouwen die een hulpvraag hebben omwille van deze problematiek. Maar ook gedetineerde vrouwen haalden in gesprekken regelmatig de psychische klachten van hun medegedetineerden aan. In afdelingen waar geïnterneerde vrouwen samen worden gehuisvest met gedetineerden, kan de perceptie van ernstige psychische stoornissen.

Deze bevinding ligt volledig in lijn met de resultaten van eerder kwantitatief onderzoek naar psychiatrische morbiditeit in Vlaamse gevangenissen, die voor vrouwen een significant hogere prevalentie van één of meerdere psychiatrische diagnoses aantoonde dan voor mannelijke gedetineerden.[41] Psychische problemen werden ook als bron van individuele kwetsbaarheid geïdentificeerd in Nuytiens’ profielstudie van gedetineerde vrouwen in Vlaamse gevangenissen. Voorgaand onderzoek naar suïciderisico toonde bovendien aan dat gedetineerde vrouwen in Vlaamse gevangenissen proportioneel een hoger suïciderisico vertonen dan mannelijke gedetineerden, in vergelijking met het risico in de vrije samenleving.[42] Ook internationaal onderzoek geeft aan dat gedetineerde vrouwen proportioneel meer getroffen worden door geestelijke gezondheidsproblemen en ze hogere prevalenties van zelfverminking en zelfmoord vertonen.[43]

Tot slot speelt moederschap ook een belangrijke rol in de beleving van gedetineerde vrouwen. Gedetineerde vrouwen zijn in vergelijking met mannen vaker ouders, dragen vaker de zorglast voor hun kind(eren) en lijken deze scheiding pijnlijker te ervaren dan mannen.[44] Uit onderzoek in Vlaamse gevangenissen bleek reeds dat de meerderheid van gedetineerde vrouwen één of meerdere kinderen heeft, en regelmatig ook de verantwoordelijken zijn voor de zorg van hun kind(eren).[45] Moederschap bracht voor verschillende gedetineerden uit ons onderzoek een belangrijk verantwoordelijkheids­besef, schuldgevoel en/of motivatie met zich mee. Deze vrouwen wensen te allen kosten te vermijden dat hun kinderbezoek of familiaal bezoek geannuleerd zou worden of ze naar een andere gevangenis verplaatst zouden worden uit besef voor de gevolgen hiervan voor de relatie met hun kind(eren). Bovendien gaven enkele hulpverleners aan dat het welzijn van hun kinderen de voornaamste zorg is van de meerderheid van vrouwen die zij begeleiden. Dat vrouwen bijna vanzelfsprekend als zorgfiguur voor jonge kinderen worden gezien, blijkt ook uit het bestaan van moeder-kind afdelingen en de afwezigheid van vader-kind afdelingen. De penitentiaire administratie gaf immers aan dat het in principe mogelijk zou zijn voor mannen om met hun kind onder de drie jaar in detentie te verblijven, maar dat dit nog nooit gebeurd is omdat hier tot op heden nog nooit de nood voor is geweest.

De hierboven besproken kenmerken schetsen een bijzonder multidimensionaal kwetsbaar beeld van gedetineerde vrouwen, in lijn met de profielstudie van Nuytiens.[46] Deze kwetsbaarheid wordt echter niet altijd in de praktijk erkend door penitentiair personeel, wegens het problematisch gedrag (bv. conflicten veroorzaken, verbaal en fysiek geweld, weerspannigheid t.a.v. personeel) van vrouwen binnen de penitentiaire inrichting die deze kwetsbaarheid overschaduwt. Een directielid van een gevangenis getuigt: “Het zijn maatschappelijk kwetsbare dames, absoluut, maar in hun gedrag zijn ze hier zo manipulatief dat ik ze soms niet als zwak niet meer zie. (…) Ik probeer niet in een oordeel te zitten, maar ik beschouw ze absoluut niet als zwak in de gevangenis.”

Het minderheidsstatuut van gedetineerde vrouwen in gender gescheiden inrichtingen

Het feit dat vrouwen slechts 4% uitmaken van de populatie gedetineerden heeft belangrijke implicaties voor de organisatie van hun detentie, zowel op vlak van infrastructuur als op vlak van regime. Naast deze numerieke minderheid, komen vrouwen tevens terecht in een beperkt aantal inrichtingen, waar voornamelijk mannen gedetineerd zijn en er een masculiene genderorde heerst (zoals hierboven besproken). In dit onderdeel gaan we dieper in op de gevolgen van gender gescheiden detentie, gecombineerd met het minderheidsstatuut van gedetineerde vrouwen.

Afzonderlijke opsluiting van gedetineerde vrouwen in 9 penitentiaire inrichtingen

In België bestaan er heden 9 (op de 34[47]) penitentiaire inrichtingen met een vrouwenafdeling, waar telkens ook mannelijk gedetineerden gehuisvest worden. Deze zijn verspreid over 7 van de 10 provincies van het land en een in Brussel.

De geografische spreiding van de inrichtingen vergroot bovendien de kans dat zij worden opgesloten op plaatsen die ver verwijderd zijn van de plaats waar hun familieleden wonen en hun plaats van re-integratie. Vrouwen ver van hun sociale omgeving opsluiten, draagt bij tot sociaal isolement, wat gedetineerde vrouwen disproportioneel meer treft dan hun mannelijke tegenpartijen.[48] Nochtans zijn de meeste gevangenissen met een vrouwenafdeling centraal gelegen: 6 inrichtingen bevinden zich immers in de provinciehoofdsteden of in de hoofdstad, wat de bereikbaarheid ervan aanzienlijk vergroot en dit isolement kan beperken.[49] Ook op vlak van contact met kinderen, kan deze geografische spreiding belangrijke gevolgen hebben. Zo gaven medewerkers van de penitentiaire administratie aan dat “veel dames verkiezen om in de buurt te blijven van waar ze wonen. Ook voor bezoek van hun echtgenoot of hun kinderen. We zien dikwijls toestanden met kinderen van gedetineerden die geplaatst zijn en waar dat de pleegouders of een andere instantie mee moet op bezoek komen. Je ziet ook vaak dat die instanties dat alleen willen doen als die in de buurt zijn.” Volgens de penitentiaire administratie kunnen de geografische spreiding en de gewenste nabijheid met kinderen mede verklaren waarom vrouwen meestal hun volledig detentietraject afleggen in de gevangenis waar ze in voorlopige hechtenis opgesloten werden.

Vrouwen worden steeds in aparte vrouwenafdelingen opgesloten in deze 9 inrichtingen, waar de meerderheid van de gedetineerde populatie uit mannen bestaat. De Basiswet voorziet immers drie principes van scheidingen binnen de populatie gedetineerden: scheiding naar geslacht, scheiding van personen in voorlopige hechtenis van veroordeelden, en scheiding van gedetineerden die, gelet op hun leeftijd, hun lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand, een bijzondere opvang behoeven.[50] De afzonderlijke opsluiting van gedetineerde vrouwen en mannen, wordt in internationale teksten gerechtvaardigd in naam van de bescherming van vrouwen tegen geweld door mannen, gelet op hun kwetsbaar profiel.[51] De European Prison Rules staan echter een uitzondering toe om mannelijke en vrouwelijke gevangenen in staat te stellen samen aan bepaalde activiteiten deel te nemen[52]; dergelijke gender gemengde activiteiten worden ook in bepaalde inrichtingen in België georganiseerd. In de praktijk wordt in België enkel de scheiding tussen gedetineerde mannen en vrouwen systematisch gerespecteerd in de organisatie van penitentiaire inrichtingen[53], vaak ten koste van de voorgeschreven scheiding tussen verdachten en veroordeelden, en de afzondering van gedetineerden met een psychische stoornis.

Allemaal samen opgesloten

In de meerderheid van de penitentiaire inrichtingen betekent het feit dat er maar één vrouwenafdeling is dat vrouwen van alle profielen (verdachten, beklaagden, veroordeelden, geïnterneerden, gedetineerden met psychische problemen) allemaal samen worden opgesloten in dezelfde afdeling. Enkel in de drie grootste gevangenissen van het land, Brugge, Haren en Lantin, biedt de infrastructuur de mogelijkheid om vrouwen met verschillende profielen in afzonderlijke vleugels of leefeenheden onder te brengen. Het feit dat gedetineerden in voorlopige hechtenis en veroordeelden samen gehuisvest worden, al dan niet met geïnterneerden komt ook bij mannelijke gedetineerden. Deze situatie is echter vrijwel algemeen voor vrouwen, terwijl zij slechts een deel van de mannen treft.

Gezamenlijke opsluiting van veroordeelde en verdachte/beklaagde vrouwen

Een bijkomende vaststelling is dat 3 van de 9 inrichtingen waar vrouwen opgesloten worden, verouderde 19e-eeuwse overbevolkte arresthuizen in stadskernen betreffen (Antwerpen, Bergen en Gent). De overbevolking en de verouderde toestand van deze gebouwen leidt tot een verslechtering van de detentieomstandigheden, zowel voor de gedetineerde mannen en vrouwen die er verblijven. Enkel in de gevangenis van Hoogstraten worden veroordeelde vrouwen apart opgesloten. De andere 5 inrichtingen fungeren zowel als arresthuis en als strafhuis. Ten tijde van de dataverzameling van dit onderzoek, waren de meeste vrouwenafdelingen overbevolkt t.a.v. hun theoretische capaciteit.[54] Het mengen van gedetineerden in voorlopige hechtenis met veroordeelden heeft een belangrijke impact op de detentiebeleving van beide groepen.

In het algemeen ervaren mensen in voorlopige hechtenis stress en angst ten gevolge van hun aankomst in een soms onbekende gevangenisomgeving en de onzekerheid over hun lot in afwachting van hun proces, terwijl veroordeelde gedetineerden zich over het algemeen meer bekommeren over hun detentieomstandigheden en onzekerheid en stress ervaren in het kader van hun detentieplan en hun dossier voor de strafuitvoeringsrechtbank.[55] Deze discrepantie tussen de prioriteiten en bezorgdheden van beide groepen, kan het samenleven bijzonder moeilijk maken. De vrouwelijke veroordeelden uit onze steekproef gaven aan dat zij regelmatig de adviserende en begeleidende rol van psycholoog of maatschappelijk werker op zich nemen ten aanzien van de inkomende vrouwen, mede door het ervaren gebrek aan onthaal bij het binnenkomen van de gevangenis. Zo gaven veroordeelde vrouwen aan dat veel aspecten van het dagelijks functioneren van de gevangenis onvoldoende aan nieuwkomers worden  toegelicht wegens tijdsgebrek van het personeel, waardoor zij het aanspreekpunt worden voor vragen. Dit zorgt voor een bijkomende mentale last voor veroordeelde vrouwen die zwaar kan doorwegen en als vermoeiend wordt ervaren.

Daarnaast wordt de populatie van gedetineerden in voorlopige hechtenis gekenmerkt door een grote turnover. Dit zorgt ervoor dat er vaak nieuwe vrouwen aankomen en snel weer vertrekken. Voor veroordeelde vrouwen heeft dit ook implicaties voor het delen van duocellen: in deze gevallen wisselen veroordeelde vrouwen regelmatig van celgenote, wat steeds aanpassingen van hen vraagt.

Sommige bevraagde gedetineerde vrouwen gaven echter wel aan dat het terechtkomen in een kleinere vrouwenafdeling een gevoel van zekerheid en veiligheid kan geven, vooral in voorlopige hechtenis of in het begin van een eerste detentieperiode. Het omringd worden door een groep van vrouwelijke peers die hen advies kunnen geven, wordt door nieuwkomers veelal positief ervaren. Zij hebben in sommige gevallen bovendien toegang tot het aanbod aan werk en activiteiten voor veroordeelde vrouwen, wat bij mannen in voorlopige hechtenis niet het geval is.

Gezamenlijke opsluiting met geïnterneerden en vrouwen met psychische problemen

Personen met een psychiatrische problematiek worden ofwel geïnterneerd[56] in een inrichting of afdeling ter bescherming van de maatschappij, in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) of een erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, ofwel worden zij zonder het statuut van geïnterneerde als gedetineerden in psychiatrische afdelingen van bestaande gevangenissen geplaatst.[57] Uitgezonderd privé-instellingen, het FPC Antwerpen, de toekomstige psychiatrische afdeling van Haren voor vrouwen en de afdelingen ter bescherming van de maatschappij (ABM) van de gevangenissen van Brugge en Gent[58], bestaan er geen infrastructuren om geïnterneerde vrouwen of gedetineerde vrouwen met psychiatrische problemen onder te brengen. Bijgevolg worden deze profielen dus samen opgesloten met andere gedetineerde vrouwen. Voor de vrouwen met een psychiatrische problematiek, beperkt dit aanzienlijk de toegang tot de nodige psychische zorg en ondersteuning die wel voorzien zijn in infrastructuren voor mannen.

Voor de vrouwen zonder psychiatrisch ziektebeeld heeft dit ook belangrijke gevolgen: de bevraagde vrouwen maakten melding dat vrouwen met psychiatrische aandoeningen zorgen voor geluidsoverlast (geroep en gebonk ’s nachts en overdag), de activiteiten verstoren en hen een onzekerheidsgevoel bezorgen door hun soms onvoorspelbaar en agressief gedrag. Een gedetineerde vrouw getuigt over haar ervaring met een celgenote het volgende: “Ja, die had psychoses, waanbeelden. Die was onder invloed... Maar dat ging gewoon niet. Die zat binnen, ik moest gaan werken, die hield mij heel de nacht wakker, en echt raar doen.”

Vrouwenafdelingen: ‘een gevangenis binnen de gevangenis’?

Wat regelmatig terugkwam in onze interviews met gedetineerden en met personeel, zijn de grote verschillen in detentieomstandigheden tussen de verschillende penitentiaire inrichtingen, maar ook tussen de verschillenden afdelingen binnen eenzelfde gevangenis. Een afdeling (of ‘kwartier’, ‘vleugel’, ‘leefeenheid’) is soms nog onderverdeeld in verschillende verdiepingen of ‘secties’, afhankelijk van de infrastructuur van de inrichting. Het viel op dat bepaalde afdelingen die voorzien zijn voor een specifieke groep gedetineerden (vb. vrouwenafdelingen, afdelingen voor specifieke profielen van gedetineerden zoals werkende gedetineerden of drugsvrije afdelingen) vaak bewaakt worden door dezelfde groep van bewakingspersoneel en een eigen cultuur ontwikkelen. Een volledige analyse van deze dynamieken valt volledig buiten de scope van dit artikel, maar we wensen wel in te gaan op het aparte en eigen aspect van deze vrouwenafdelingen.

Vrouwenafdelingen werden door penitentiair personeel en door gedetineerden meermaals ‘een gevangenis binnen de gevangenis’ genoemd, omdat zij op veel vlakken onafhankelijk functioneren van de rest van de gevangenis. Zo hebben vrouwenafdelingen een aparte wandeling, vaak aparte spreekruimtes en lokalen, een eigen werkatelier, wat bijdraagt tot het ontwikkelen van een ‘eigen’ regime en cultuur. Het beschikken over een eigen werkatelier kan als positief gevolg hebben dat vrouwen algemeen sneller aan werk geraken binnen de gevangenis dan mannen, omdat er proportioneel een groter (maar vaak minder gevarieerd) aanbod is dan voor gedetineerde mannen. Daarnaast zijn vrouwenafdelingen vaak ook ruimtelijk afgezonderd van de rest van de gevangenis. Enerzijds wordt dat in sommige gevangenissen (Marche-en-Famenne en Hasselt) verklaard door het feit dat deze afdelingen oorspronkelijk bedoeld waren voor gedetineerden in beperkte detentie[59], en ze zich dichter bij de ingang bevinden met minder infrastructuur voor dagbesteding. Anderzijds zijn sommige vrouwenafdelingen (nl. in Bergen en Hoogstraten) later toegevoegd waardoor ze ver van het centrum en de voorzieningen van de gevangenis gelegen zijn, maar dicht bij de buitenmuur.

Omdat bepaalde centrale diensten (medische dienst, PSD, …) en infrastructuren (werkhuizen, sportzalen, spreekruimtes en bezoekzalen) zich dichter bij de mannenafdeling bevinden, kan de afzondering van de vrouwenafdeling de toegang hiertoe bemoeilijken. Gedetineerden vrouwen worden zelden toegelaten om hun eigen afdeling te verlaten zonder begeleiding van personeel, terwijl gedetineerde mannen zich wel vrij in het cellulair gedeelte kunnen verplaatsen. Gezien het veelvoorkomende personeelstekort en de hoge werklast van het bewakingspersoneel, kunnen bepaalde bewegingen uitgesteld of beperkt worden. Meerdere gedetineerde vrouwen gaven aan dat de geografische afzondering soms de duur van de toegang tot een arts verlengde omdat ze niet altijd tot aan de medische dienst geraakten of dat de betrokken diensten zich niet tot aan de vrouwenafdeling verplaatsten. Een directielid gaf tevens aan dat het kon gebeuren dat vrouwen “vergeten” worden en “na de mannen komen” gezien hun numerieke minderheid. Het directielid onderstreepte hier dat dit geen discriminatie uitmaakte o.b.v. geslacht, maar dat dit een praktisch gevolg was van de organisatie van deze gevangenis.

Omdat onze bevindingen hieromtrent afhankelijk zijn van de schaal van de vrouwenafdelingen, maken we het conceptueel onderscheid tussen kleine, middelgrote en grote vrouwenafdelingen.

Kleine vrouwenafdelingen (minder dan 30 plaatsen)

De twee kleinste vrouwenafdelingen vinden we terug in de gevangenissen van Hoogstraten en van Marche-en-Famenne. Beide afdelingen genieten van een redelijk recente infrastructuur: de vrouwenafdeling van Hoogstraten ligt in een volledig gerenoveerd gebouw, afgezonderd van het historisch kasteel, en de gevangenis van Marche-en-Famenne werd in 2014 gebouwd. Beide vrouwenafdelingen zijn klein, volledig apart gelegen van de mannenafdeling(en) en hebben in vergelijking een (zeer) kleine wandeling. Er is geen sportinfrastructuur voorzien voor de vrouwen in deze afdelingen, behalve enkele fitnesstoestellen in de gemeenschappelijke ruimte. Beide inrichtingen functioneren met een opendeurregime, waarbij de gedetineerde vrouwen vrij mogen rondlopen binnen de afdeling gedurende bepaalde tijdstippen. Dit zorgt voor meer bewegingsruimte, maar de bevraagde gedetineerde vrouwen gaven ook aan dat hun intimiteit (vb. in geval van toiletbezoek of bij voorkeur om alleen te zijn) op die momenten niet altijd gerespecteerd wordt, wat tot spanningen kan leiden. Hoewel vrouwen in principe de mogelijkheid hebben om hun deur te sluiten, worden de open deuren soms als invasief ervaren, zoals blijkt uit volgend citaat uit een focus groep met gedetineerde vrouwen:

“Als gij op cel zijt... ja dan komen sommige mensen. Sommige hebben nog niet het fatsoen om te kloppen en te wachten totdat je zegt ‘ja’. Dan zitte gij op de toiletten en dan ineens hup die deur open.. (…) De deur opengooien, een hele uitleg beginnen en dan denkt ge.. maar ik zit op het toilet, zien jullie da ni? Aleja. En die laten dan soms ook gewoon de deur openstaan.”

Opvallend is dat de meerderheid van de activiteiten (werk, opleiding, sport, cultuur) in deze inrichtingen gemengd, m.a.w. samen met gedetineerde mannen, wordt georganiseerd. De reden hiertoe is tweeledig. Enerzijds geven penitentiair personeel en externe diensten aan dat het organisatorisch niet mogelijk is om een gelijkwaardig aanbod aan dagbesteding en activiteiten te voorzien voor de kleine groep vrouwen. Aanbodverstrekkers organiseren immers activiteiten vanaf een bepaald aantal deelnemers, een aantal dat niet bereikt kan worden door de groep vrouwen alleen. Anderzijds wordt het principe van normalisering ook sterk geponeerd als argument voor gemengde activiteiten.[60]

Middelgrote vrouwenafdelingen (tussen 30 en 65 plaatsen)

De middelgrote vrouwenafdelingen zijn gelegen in de gevangenissen van Antwerpen, Bergen, Gent en Hasselt. Opvallend is dat 3 van deze 4 inrichtingen klassieke 19e-eeuwse Ducpétiaux-gevangenissen zijn die hoofdzakelijk als arresthuis dienen. Enkel Hasselt is anders opgebouwd en opende haar deuren in 2005. In deze vier gevangenissen zijn de vrouwenafdelingen ruimtelijk volledig afgezonderd van de mannenafdelingen en beschikken de vrouwen proportioneel over minder ruimte. Door deze afzondering en kleinere schaal bestaat in deze vrouwenafdelingen sterk het gevoel van ‘een gevangenis binnen een gevangenis’ met een autonoom functioneren en steeds dezelfde groep gedetineerde vrouwen en vast bewakingspersoneel, wat meermaals als ‘benauwd’ en ‘bedrukkend’ benoemd werd door zowel gedetineerde vrouwen als penitentiair personeel. Het regime voor alle vrouwen in deze afdelingen is gesloten, behalve voor één groep vrouwen in Hasselt die zich expliciet engageren om bepaalde bijkomende gedragsvoorschriften te respecteren en engagementen op te nemen.

Alle infrastructuur is apart voorzien en er worden geen gender gemengde activiteiten georganiseerd, met uitzondering van bepaalde vormingsactiviteiten in Vlaamse gevangenissen. In Bergen is er geen sportinfrastructuur voorhanden voor vrouwen, in Antwerpen en Hasselt heeft de vrouwenafdeling een eigen fitnessruimte en in Gent kunnen de vrouwen gebruikmaken van de fitnessapparatuur van de mannenafdeling op afzonderlijke tijdstippen. Ook het werkaanbod is volledig gescheiden (met uitzondering van één man die samen met vrouwen werkt in de personeelskantine in Hasselt). De werkateliers voor de vrouwen bevinden zich op de vrouwenafdeling en het werkaanbod voor gedetineerde vrouwen wordt gekenmerkt door huishoudelijk werk dat past binnen klassieke genderrollen: was-, naai-, strijk- en plooiatelier en het kuisen van gemeenschappelijke ruimtes (maar niet bij de mannen). De wandelingen zijn steeds anders dan die van de mannenafdelingen (kleiner of bevatten meer groen) en dienen soms ook voor het kinderbezoek.

Grote vrouwenafdelingen (meer dan 65 plaatsen)

De situatieschets voor vrouwen die gedetineerd zijn in de gevangenissen van Brugge, Haren en Lantin verschilt van de kleine en middelgrote vrouwenafdelingen. In deze drie grootste vrouwenafdelingen van het land zorgt de schaalgrootte ervoor dat de infrastructuur van de vrouwenafdeling gelijkaardig is aan die van de mannenafdeling. De vrouwenafdelingen van deze drie gevangenissen zijn tevens de enigen die voorzien zijn van cellen die moeders met hun kind jonger dan 3 jaar kunnen huisvesten, de zgn. moeder-kind afdelingen. Daarnaast bieden de gevangenissen van Haren, Lantin en Brugge de mogelijkheid om vrouwen met aparte profielen in verschillende vleugels of leefeenheden onder te brengen. De wandelingen van deze vrouwenafdelingen is even groot als die van de mannenafdelingen. Deze vrouwenafdelingen zijn uitgerust met een eigen volwaardige sportinfrastructuur, werkhuizen, soms een eigen bezoekzaal en de aanwezigheid van bepaalde diensten (vb. PSD, …).

Door de grootte van de vrouwenafdelingen functioneren deze ook volledig autonoom van de mannenafdelingen, maar beschikken vrouwen wel over meer ruimte voor zichzelf en toegang tot sport, opleidingen en werk. Omdat de groep vrouwen groter is, kan het aanbod aan onderwijs, sportieve en culturele activiteiten bovendien enkel voor vrouwen georganiseerd worden. Indien er toch gender gemengde activiteiten georganiseerd worden, is dit niet uit logistieke noodzaak om een groep te ‘vullen’, wel indien het gezamenlijk verloop van de activiteit in se als wenselijk beschouwd wordt.

Qua regime bestaan er enkele verschillen tussen de grote penitentiaire inrichtingen. Waar er in de vrouwenafdeling in Brugge enkel een gemeenschappelijke maaltijd ’s avonds wordt georganiseerd, bestaat er in Haren een opendeurregime in bepaalde leefeenheden. De gevangenis van Lantin voorziet sinds januari 2023 voor ongeveer de helft van de gedetineerde (vooral veroordeelde) vrouwen een opendeurregime.

Onderliggende genderaspecten van detentie en implicaties voor gedetineerde vrouwen

Uit het voorgaande onderdeel is duidelijk dat de materiële detentieomstandigheden van vrouwen sterk getekend worden door hun afzonderlijke opsluiting en de aangeboden diensten en infrastructuur in de vrouwenafdelingen. Hoewel het argument van de ‘numerieke minderheid’ regelmatig wordt aangewend door de meerderheid van de respondenten om de verschillen in behandeling tussen mannen en vrouwen in detentie te rechtvaardigen, blijkt uit ons empirisch onderzoek dat deze verschillen niet alleen in het licht van het statistische argument kunnen worden verklaard. Daarom analyseren we in dit onderdeel onze bevindingen door een genderlens, om onderliggende gender­dynamieken bloot te leggen.

De specifieke ervaringen van vrouwelijke gedetineerden en het verschil in behandeling vloeien voort uit een onderhuidse genderdimensie binnen de organisatie en infrastructuur van de gevangenissen. In wat volgt, gaan we dieper in op de concrete implicaties van genderstereotypen in het gevangeniswezen op de detentiebeleving van gedetineerde vrouwen. Enerzijds zorgt dit voor genderongelijkheid, waarbij in deze masculiene instituties slechts in beperkte mate of zelfs helemaal geen rekening wordt gehouden met de profielen en behoeften van vrouwen, met name op het gebied van gezondheid. Anderzijds bepaalt de binaire man-vrouw dichotomie in belangrijke mate de detentiebeleving van vrouwen, gezien deze voortvloeit uit een masculiene genderorde, die beide geslachten in een tegengestelde relatie associeert met bepaalde waarden en kenmerken (kracht-zwakte, rede-emotie, individualisme-altruïsme, openbaar-privé, ...). Zo worden vrouwen geassocieerd met huishoudelijk werk en zijn ze meer opgesloten in de private ruimte van hun kamer en cel, ze worden als minder gevaarlijk beschouwd, maar zijn niettemin onderworpen aan een grotere controle, met name over hun lichaam, dat als lustobject wordt aanzien. Ten slotte viel ons op hoe penitentiair personeel, externe diensten, maar ook gedetineerde vrouwen zelf een negatief (zelf)beeld schetsen of hebben geïnternaliseerd, dat grotendeels gebaseerd is op genderstereotypen.

Onvoldoende aandacht voor het specifieke profiel en de bijzondere noden van gedetineerde vrouwen[61]

Het hierboven beschreven kwetsbare profiel van vrouwen leidt tot een reeks specifieke behoeften van gedetineerden vrouwen die de nodige aandacht verdienen, met name het ondersteunen van de re-integratie, het onderhouden van contacten met kinderen en het bevorderen van lichamelijke en geestelijke gezondheid. Deze vormen van ondersteuning zijn echter grotendeels ontoereikend in de gevangenis, zowel voor mannelijke als voor vrouwelijke gedetineerden. Hetzelfde geldt voor de staat van de gezondheidszorg in detentie, die voor alle gedetineerden grotendeels tekortschiet.[62]

Tijdens interviews met vrouwelijke gedetineerden stond ontoereikende gezondheidszorg in detentie vaak centraal. Naast de geestelijke gezondheid werd in de interviews ook de seksuele en reproductieve gezondheid aangehaald. Het bleek dat, net als in de vrije samenleving, het algemeen medisch en verplegend personeel onvoldoende geschoold is in de specifieke behoeften van vrouwen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid. Bepaalde pathologieën, zoals endometriose, lijken te worden geminimaliseerd of zelfs ontkend te worden en preventieve geneeskunde, zoals mammografieën ter detectie van borstkanker, wordt niet toegepast. Gedetineerde vrouwen hebben in principe echter toegang tot consultaties bij een gynaecoloog in de gevangenis en er zijn in meerdere gevangenissen tevens vrouwelijke artsen aangesteld.[63] In Franstalig België lijkt het werk van I.Care vzw rond gezondheidspromotie van vrouwen bij te dragen tot een geleidelijke erkenning van de specifieke gezondheidsnoden van gedetineerde vrouwen[64]. Menstruele kwetsbaarheid komt ook voor in detentie en uit zich op twee manieren. Ten eerste is het voor vrouwen vaak onmogelijk om dagelijkse een douche te nemen wanneer zij ongesteld zijn, tenzij in penitentiaire inrichtingen die uitgerust zijn met douche op cel. Ten tweede is de toegang tot voldoende toiletpapier, maandverband en tampons niet altijd gegarandeerd. Periodieke beschermingen werden ten tijde van de dataverzameling niet altijd gratis aangeboden en wanneer dit wel het geval is, wordt het soms mondjesmaat uitgedeeld. Sommige vrouwelijke gedetineerden getuigden ook dat ze het personeel meermaals moeten vragen of zelfs ‘smeken’ om periodieke producten, wat ze als bijzonder vernederend ervaren. De bewustwording rond menstruele kwetsbaarheid is echter gegroeid en er worden in alle inrichtingen waar vrouwen verblijven voorraden van periodieke beschermingsproducten aangelegd die gratis ter beschikking worden gesteld van gedetineerden.[65]

Een laatste pijnpunt betreft het onthaal van vrouwelijke gedetineerden door de psychosociale dienst, waar de specifieke noden van vrouwen onvoldoende gescreend worden. Door het personeelstekort binnen de PSD, voeren zij hoofdzakelijk risicotaxatie en dossieropvolging uit, vaak ten koste van de onthaalfunctie. Het CPT onderstreepte in haar laatste verslag over België immers de volgende tekortkomingen op vlak van onthaal en gezondheidszorg voor gedetineerde vrouwen:

“In geen van de twee inrichtingen [Antwerpen en Lantin] werd systematisch gescreend op huiselijk en/of seksueel geweld, behoeften op het gebied van geestelijke gezondheidszorg (waaronder posttraumatische stressstoornis), risico’s op zelfmoord en zelfverminking, of een geschiedenis van reproductieve gezondheid voor pas aangekomen vrouwelijke gedetineerden”[66

Hierdoor worden eventuele voorgaande traumatische ervaringen en slachtofferschap van vrouwen niet altijd opgepikt bij hun aankomst in de gevangenis. Dit kan echter belangrijke gevolgen hebben voor de detentiebeleving van vrouwen. Trauma’s gerelateerd aan hun verleden van misbruik kunnen bovendien herbeleefd worden door verschillende aspecten van detentie zoals de fouilles, het verlies van controle en autonomie, inbreuken op de privacy en intimiteit, verbale of fysieke mishandeling.[67]

Huishoudelijk werk en care binnen de privésfeer

Ook het genderstereotiep beeld van vrouwen binnen de huiselijke sfeer komt tot uitdrukking in verschillende aspecten van detentie, zoals orde en netheid, zorg en huishoudelijk werk.

Het bevraagde penitentiair personeel gaf regelmatig aan dat vrouwenafdelingen netter en beter onderhouden zijn dan mannenafdelingen, alsook dat vrouwen preciezer en nauwgezet te werk zouden gaan bij het uitvoeren van penitentiair werk. Wanneer de vrouwenafdelingen beschikken over een eigen werkatelier, is er proportioneel vaak meer werk beschikbaar voor vrouwen dan voor mannen, maar met minder variatie en soms een minder aantrekkelijke financiële vergoeding voor het gevoerde werk.[68] Het werk dat voor vrouwen beschikbaar is, betreft in de meeste inrichtingen voornamelijk huishoudelijke taken: wasserij, plooi-, strijk- of naaiatelier, schoonmaak van de vrouwenafdeling en gemeenschappelijke ruimtes. In twee inrichtingen gaven de gedetineerde vrouwen expliciet aan dat zij ook de was van de mannelijke gedetineerden verzorgen. Bij de mannen zijn er uiteraard ook huishoudelijke taken binnen het beschikbare werkaanbod, maar bestaat er meer variatie: o.m. productie en stukwerk in werkhuizen dat vaak niet toegankelijk is voor vrouwen.

In zes gevangenissen moeten vrouwen bovendien specifieke penitentiaire kledij dragen wanneer ze hun afdeling verlaten voor werk, activiteiten, bezoek of een andere gelegenheid. Binnen de afdeling mogen vrouwen in ieder geval eigen kledij dragen, net zoals mannen.[69] Deze penitentiaire kledij voor vrouwen neemt de vorm aan van een mouwloze schort die gemiddeld op knielengte komt in het pastelblauw of pastelroze en boven de eigen kledij wordt gedragen. Dit is het voorbeeld bij uitstek van de stereotiepe kledij van de huishoudhulp, terwijl de mannen een neutraal beige of grijs ensemble dragen van hemd en broek. In één inrichting waar de penitentiaire kledij als te ouderwets werd beschouwd, werd de roze schort voor de vrouwen ingeruild voor een fluoroos hesje; in een andere inrichting dragen de vrouwen een neutraler groen hesje.

Naast het huishoudelijk aspect van het penitentiair werk, staan gedetineerde vrouwen tevens vaak in voor zorgtaken. Het concept van ‘care’-taken, zoals geformuleerd Gilligan en Tronto[70], verwijst naar activiteiten die gericht zijn op de zorg voor anderen. Deze zorgtaken worden voor vrouwen verdubbeld gedurende hun detentie, aangezien ze zowel zorg dragen voor anderen binnen als buiten de muren. Zo gaven meerdere gedetineerde vrouwen aan dat ze vanuit de gevangenis zorg blijven dragen voor hun naasten en familie, door hen morele, organisatorische en soms zelf financiële steun te verschaffen. Voor gedetineerde vrouwen die toegang hebben tot werk, betekent dit dat ze hun beperkte inkomsten uit werk soms ook doorstorten naar hun naasten. Uit gesprekken met hulpverleners blijkt dat één van de voornaamste bekommernissen van vrouwen die ze opvolgen hun kinderen en naaste omgeving betreffen; hoe het met hen gaat, op school, of ze uit de kosten geraken, …

Tot slot kwam het beeld van de vrouw als ‘binnenmens’ ook sterk naar voren uit onze empirische data. Zoals hierboven vermeld, is de bewegingsvrijheid van gedetineerde vrouwen vaak beperkt tot de beslotenheid van de vrouwenafdeling. De rest van de gevangenis is in kleine en middelgrote gevangenissen in essentie voorzien voor de mannelijke meerderheid. In het algemeen wordt de nood om zich fysiek uit te leven en toegang te hebben tot buiten, opvallend minder erkend voor vrouwen dan voor mannen. In de gevangenissen waar er geen sportinfrastructuur voorzien is op de vrouwenafdeling, zijn er zelden bewegingen voorzien om vrouwen toegang te verlenen tot de sportinfrastructuur op de mannenafdeling (met uitzondering van één gevangenis waar de fitnessruimte op bepaalde tijdstippen gereserveerd is voor vrouwen, en één gevangenis met een kleine groep vrouwen waar de sportactiviteiten gemengd zijn). In twee inrichtingen haalden de gedetineerde vrouwen treffend aan hoe klein hun wandeling is, en dat deze wandelingen bovendien voorzien zijn van grasperkjes, wat het moeilijk maakt om te sporten en zich fysiek uit te leven. In deze inrichtingen is het voor vrouwen dus moeilijk om “plaats” in te nemen, zelfs op het moment van de wandeling dat hiervoor voorzien is, zoals blijkt uit volgend citaat uit een focus groep met gedetineerde vrouwen:

Respondent 1: “En als ge nu met de wandelmomenten, dat komt dus ene keer. Dus pakt ik wil spring­touwen, dan zijn er die daar wandelen, zij zit yoga te doen ergens ofzo,…”

Respondent 2: “Ja, dan worden ze nog boos als je in de weg ligt he.”

Respondent 1: “Als het rustig is.. en als ge dan.. Maar da’s klein.. Op gras mag dat niet springtouw, want dan doet ge het gras kapot en ja.. waar moet ge staan..?”

Respondent 3: “Je mag ook niet in de weg staan voor de wandelaars.”

Zachte en begripvolle vrouwen?

De masculiene genderorde die we in het begin van deze bijdrage beschreven schept verwachtingspatronen voor het gedrag van zowel gedetineerde mannen als vrouwen. Waar bepaalde bedreigende en gewelddadige gedragingen voor gedetineerde mannen aanvaard of zelfs aangemoedigd worden als copingstrategieën[71], wordt van vrouwen verwacht dat ze zich op een zachtere en volgzame manier zullen gedragen.

Minder gevaarlijk, ondanks zware profielen?

Uit ons onderzoek blijkt duidelijk dat het penitentiair personeel interacties met vrouwelijke gedetineerden als beduidend minder risicovol inschat, met name op vlak van fysiek geweld. Zo getuigt een oud-directielid:

“Na een gebeurtenis die een sterke indruk heeft achtergelaten bij de vrouwen, heb ik besloten om ze allemaal samen te nemen om met hen te spreken. Het waren er een dertigtal. Ik zou dat nooit gedurfd hebben met de mannen.”

De perceptie dat gedetineerde vrouwen als groep ‘minder gevaarlijk’ zijn dan mannen, ligt ook aan de basis van de praktijk dat penitentiaire personeel, bepaalde externe hulpverleners en zelfs bepaalde Commissies van Toezicht in sommige inrichtingen de gedetineerde vrouwen bezoeken op de wandeling. Het is immers erg uitzonderlijk dat niet-gedetineerden zich op de wandeling begeven, aangezien dit als een ‘gevaarlijke’ plaats wordt gepercipieerd waar gedetineerden samen komen zonder de fysieke aanwezigheid van bewakend personeel. De meest kwetsbare gedetineerden begeven zich trouwens ook zelden op de wandeling.

Een bijkomende illustratie van de assumptie dat vrouwen als groep minder gevaarlijk zouden zijn, betreft de gerapporteerde praktijk in twee penitentiaire inrichtingen dat de vrouwenafdeling ‘zichzelf runt’ op geregelde tijdstippen. Zowel vrouwelijke gedetineerden als penitentiair personeel beschreven dat de vrouwen soms zonder bewakingspersoneel op hun afgesloten afdeling gelaten worden gedurende bepaalde opendeurmomenten. Sommige vrouwen verkiezen om op hun cel te blijven uit vrees voor de andere gedetineerden. Diegenen die voor het opendeurmoment kiezen, kunnen niet terug op hun cel en hebben ook geen toegang tot hun WC. De directie gaf aan dat dit een pragmatische oplossing was bij personeelstekort om het opendeurmoment van de vrouwen niet te moeten schrappen, maar dat deze praktijk minder evident zou zijn bij de mannen. In de andere penitentiaire inrichting rapporteerde het personeel dat vrouwen eventuele conflicten tijdens deze ‘zelf-management’-momenten autonoom oplossen door samen aan tafel te gaan zitten.

Het discours dat gedetineerde vrouwen minder gevaarlijk zouden zijn dan mannen is echter heel ambivalent en verschilt van zodra er een inschatting op individueel niveau wordt gemaakt. Waar gedetineerden en personeel vaak aanhalen dat de populatie vrouwen in detentie klein is, wordt er bijna systematisch toegevoegd dat deze groep een concentratie vormt van ‘zware profielen’, waaronder ‘moordenaars’ die een ‘gewelddadig potentieel’ hebben. Wanneer het om individuele gevallen gaat, werden sommige vrouwen als ‘gevaarlijker dan mannen’ ingeschat, zowel door bewakingspersoneel als door gedetineerden zelf.[72] Er werden ons ook gevallen van fysiek geweld en (doods)bedreigingen onder gedetineerde vrouwen gerapporteerd door onze respondenten, die vaak als ‘uitzonderlijk’ en ‘geïsoleerd’ werden gekwalificeerd. Wat volgens gedetineerde vrouwen opvallend vaak werd gerapporteerd, zijn vormen van psychologisch geweld: verbaal geweld, beledigingen, pestgedrag, … Ook werden machtsdynamieken, waar sommige gedetineerden een greep hebben op anderen, regelmatig aangehaald, die de vorm aan kunnen nemen van chantage, manipulatie of afpersing, het aankweken van schuldgevoel door eerder bewezen gunsten of bescherming, enz. Wanneer deze machtsdynamieken ten aanzien van andere gedetineerden of penitentiair personeel als te problematisch worden beschouwd, kan deze persoon overgeplaatst worden naar een andere gevangenis om hun machtsdynamiek binnen de afdeling te breken. Zo gaf een lid van de penitentiaire administratie het volgende aan betreffende de redenen voor transfers bij mannen en vrouwen:

“Bij de mannen zien we veel meer incidenten onder elkaar van agressie. Als we bij vrouwen problemen merken is dat meer zo, ja, ach, roh, de boel een beetje verzieken of kleine scenes onder elkaar, maar echt fysieke agressie komt daar amper voor in de vrouwenafdelingen.”

Na bevraging van de penitentiaire administratie blijkt dat vrouwen die als weerspannig, dwarsliggend of als ‘leiders’ beschouwd worden, het risico lopen om getransfereerd te worden naar een andere gevangenis.

Meer begrip voor het personeel en minder collectieve eisen?

Tot slot worden gedetineerde vrouwen ook als ‘begripvoller’ gepercipieerd dan hun mannelijke tegenhangers. Het penitentiair personeel beschreef dat gedetineerde vrouwen minder collectieve eisen formuleren dan mannen en dat ze meer begrip tonen wanneer het bezoek, een activiteit, de wandeling afgelast wordt omwille van personeelstekort of omwille van staking. Deze meelevende attitude van gedetineerde vrouwen moet echter gekaderd worden binnen de specifieke detentieomstandigheden.

Ten eerste is het voor gedetineerde vrouwen moeilijker om de krachten te bundelen en collectieve eisen te formuleren. Dit komt enerzijds door hun numerieke minderheid, maar ook door het feit dat het erg moeilijk is om de volledige groep vrouwen met zeer uiteenlopende profielen achter één vraag te scharen. De noden van vrouwen in voorlopige hechtenis en veroordeelde vrouwen zijn immers niet dezelfde. De gedetineerde vrouwen legden ons uit dat ze voor bepaalde vragen niet op de steun konden rekenen van meer kwetsbare profielen en van vrouwen met psychische stoornissen. Zo getuigt een gedetineerde vrouw dat de vraag naar uitbreiding van het sportaanbod in een gevangenis niet collectief gedragen werd omwille van deze uiteenlopende profielen die allemaal samen in de vrouwenafdeling geconcentreerd zijn:

“Als je met de vraag komt over sport, zeggen sommigen : “Nee, ik ben onschuldig!” en anderen zeggen: “Binnen 6 dagen ben ik buiten, dus kan me niet schelen!”. Nog eentje zegt van: “Nee, ik heb andere dingen aan mijn hoofd,”, kijk… Er zijn zo veel verschillende reacties. En ik begrijp ze!”

Het gezamenlijk dragen van een bepaalde vraag of eis kan immers belangrijk zijn in de communicatie naar directie of externe diensten toe, via het gedetineerdenoverlegorgaan of andere inspraakmodaliteiten.[73]

Ten tweede is gedetineerde vrouwen minder mogelijkheden om weerstand te bieden, door de verhoogde (sociale) controle in rouwenafdelingen.[74] Door de kleine schaal en het beperkt aantal gedetineerden die gehuisvest zijn in kleine en middelgrote vrouwenkwartieren, worden hun gedragingen van dichter bij gecontroleerd.[75] Verschillende bevraagde gedetineerde vrouwen deelden het gevoel dat ze, sneller dan mannen, een opmerking of disciplinaire sanctie krijgen voor minder ernstige gedragingen of overtredingen.

Ten derde worden vrouwen ook ontmoedigd om weerstand te bieden omdat ze veel te verliezen hebben in geval van een overplaatsing naar een andere gevangenis. Een overplaatsing naar een andere gevangenis kan bijzonder negatieve gevolgen hebben: verdere verwijdering van kinderen en sociale omgeving, verlies van penitentiaire arbeid, en vertragingen in het detentie- en re-integratieplan. Dit was een reële bezorgdheid bij de meerderheid van de vrouwen die we bevraagd hebben omdat ze veroordeeld zijn en werken in de gevangenis. Om dit risico te beperken, besluiten sommige gedetineerde vrouwen om een laag profiel aan te nemen:

“We hebben te veel te verliezen, dus houden we onze bek. Bij de mannen zijn er opstanden, maar ze zijn er veel die niets te verliezen hebben: ze zitten hier niet lang, ze gaan vrij, komen weer binnen, hebben geen werk… Het kan hen niets schelen.”

Uiteraard lopen mannen ook het risico op een overplaatsing, maar gezien de grootte van de mannenafdelingen binnen eenzelfde gevangenis worden mannen vaak eerst van sectie of van vleugel verplaatst eer ze naar een andere gevangenis getransfereerd worden. Voor gedetineerde vrouwen is dit materieel onmogelijk gezien er in de kleine en middelgrote vrouwenafdelingen geen aparte secties bestaan.

Seksualisering van het vrouwelijk lichaam

Literatuur binnen genderstudies heeft al uitvoerig aangetoond dat het lichaam van vrouwen als lustobject wordt aanschouwd, een uitdrukking van mannelijke dominantie.[76] Deze bevinding kan enkel bevestigd worden door ons onderzoek en heeft concrete gevolgen voor zowel vrouwelijke gedetineerden als personeelsleden. In België is het bewakingspersoneel immers gemengd, zowel in mannenafdelingen als in vrouwenafdelingen. [77]

Ondergaan en gebruiken van de seksualiserende blik

Voor gedetineerde vrouwen kunnen we twee soorten reacties onderscheiden. Ten eerste zorgen deze seksuele projecties op het lichaam van vrouwen voor een gevoel van schaamte en ongemak tijdens controlemaatregelen die ze als intrusief ervaren. Dergelijke controles, die als het ware indringen in de intieme sfeer van gedetineerden, worden echter regelmatig uitgevoerd. Het gaat om een visuele controle van de cel door het luikje, al dan niet tijdens het appèl, het fouilleren van de cel, het onderzoek aan de kledij en de fouille op het lichaam. De bevraagde gedetineerde vrouwen haalden regelmatig aan dat ze zich ongemakkelijk voelden bij onaangekondigde visuele celcontroles wanneer deze uitgevoerd worden door mannelijk personeel (omdat ze zich bijvoorbeeld aan het omkleden zijn). We konden echter in verschillende inrichtingen enkele goede praktijken documenteren om de intimiteit van vrouwen bij visuele celcontroles te respecteren, zoals het aankloppen voor het openen van het luikje of vrouwen die een papier voor het luikje kunnen plaatsen bij toiletbezoek of wanneer ze zich omkleden. Naaktfouilles (of ‘fouille op het lichaam’) kunnen enkel uitgevoerd worden door personeelsleden van hetzelfde geslacht.[78] Dit is echter niet het geval voor het onderzoek aan de kledij. De bevraagde gedetineerde vrouwen rapporteerden in sommige gevallen een gevoel van ongemak, maar geen incidenten betreffende fouille aan de kledij door mannelijke personeelsleden. Dit blijkt tevens zelden te gebeuren, doordat er minder mannelijk personeel is op de vrouwelijke afdeling en dat sommige mannelijke personeelsleden uit voorzorg verkiezen om deze controle aan hun vrouwelijke collega’s over te laten. Meerdere bevraagde gedetineerde vrouwen brachten echter aan dat ze zich ook ongemakkelijk voelden wanneer een onderzoek aan de kledij of een naaktfouille uitgevoerd word door een vrouwelijk lesbisch personeelslid; gevallen waarin ze zich mogelijks wel geseksualiseerd voelden. Naast gender spelen dus ook percepties van machtsdynamieken tussen bewakingspersoneel en gedetineerden een belangrijke rol: het lichaam van een gedetineerde kunnen bekijken en/of onderzoeken is immers ook een uitdrukking van macht.[79]

Anders dan vrouwen die de seksualiserende blik op hun lichaam ondergaan, kunnen andere vrouwen deze mannelijke blik net opzoeken en gebruiken. Zowel bevraagde gedetineerde vrouwen als penitentiair personeel gaven aan dat bepaalde vrouwen “hun lichaam en hun vrouwelijkheid gaan instrumentaliseren, zowel ten aanzien van mannelijk penitentiair personeel als van mannelijke gedetineerden. Dit kan de vorm aannemen van het (gedeeltelijk) ontbloot opwachten van een mannelijk personeelslid in hun cel, gewaagdere kledij dragen op de wandeling waar mannelijke gedetineerden zicht op hebben, of subtieler hun kledij aanpassen bij gemengde activiteiten. Zo getuigt een onderwijscoördinatrice over de dynamiek van sommige gemengde lessen:

“Dan merk je ook dat vrouwen, soms, zich toonbaar opstellen ten opzichte van de mannen. Dat kan bijvoorbeeld zijn door het knoopje van het hemd, net een knoopje meer open te zetten dan nodig, hé.”

Tijdens onze gesprekken met vrouwelijke gedetineerden viel op dat zij vaak neerbuigend spraken over vrouwen die dergelijke gedragingen vertonen.[80] Het waardeoordeel dat hiermee gepaard ging, toont nogmaals in welke mate gendernormen detentie doordringen. Zelf-seksualiserende gedragingen van gedetineerde vrouwen kunnen volgens Joël echter aanzien worden als een manier om deze gendernormen de baas te zijn in plaats van ze te ondergaan, door hun positie als minderheid en uitzondering ten aanzien van de mannelijke populatie zelf in kijker te zetten en er een soort van macht over te claimen.[81]

Ruimtelijke afzondering van en voorschriften over vrouwelijk lichaam door de inrichting

Wat zichtbare gevolgen van de seksualisering van het lichaam van vrouwelijke gedetineerden betreft, kunnen we uit ons onderzoek drie tendensen opmerken: de grotere aanwezigheid van vrouwelijk personeel in vrouwenafdelingen, het visueel afschermen van gedetineerde vrouwen en de vrouwenafdeling voor de blik van mannelijke gedetineerden, en de striktere controle op de kledij van vrouwen.

Ten eerste kunnen we vaststellen dat het mannelijk bewakingspersoneel slechts in kleine getale of volledig afwezig is in kleine en middelgrote vrouwenafdelingen. In de grote vrouwenafdelingen van het land, was er meer mannelijk bewakingspersoneel aanwezig.[82] Het penitentiair personeel geeft zelf aan dat er in de meeste vrouwenafdelingen minder mannelijk bewakingspersoneel aanwezig is omdat het werk er soms als zwaarder wordt beschouwd, maar ook voornamelijk omdat mannelijke personeelsleden zich wensen te beschermen tegen mogelijke aantijgingen vanwege vrouwelijke gedetineerden over seksueel grensoverschrijdend gedrag. In één inrichting was er sprake van een incident die deze bezorgdheid voedde, waar een gedetineerde vrouw geprobeerd zou hebben om een mannelijke agent te beschuldigen van voyeurisme. Sindsdien doen de mannelijke bewakingsassistenten nooit een celdeur open zonder een vrouwelijke penitentiair bewakingsassistente erbij.

Ten tweede viel tijdens de observatie gedurende ons veldwerk op dat vrouwenafdelingen ofwel ruimtelijk in een volledig ander gebouw gelegen zijn dan de mannenafdeling(en), ofwel visueel volledig worden afgeschermd van de blik van mannelijke gedetineerden wanneer deze erlangs komen tijdens een beweging. In een inrichting waar de ingang van de vrouwenafdeling zich langs een centrale doorgang bevindt, zijn de ramen van de deur volledig volgeplakt met papier om het zicht af te blokken. In een andere inrichting in stervorm, is de vrouwenafdeling afgesloten en visueel afgeschermd door een toegangspoort, terwijl de mannenvleugels open zichtbaar zijn vanuit het centrum. Dat vrouwen aan het zicht van gedetineerde mannen onttrokken worden, hebben we ook kunnen observeren tijdens het uitvoeren van één van onze focusgroepen:

Na afloop van het gesprek worden de mannen terug ons lokaal ingejaagd door een beambte: de vrouwen moeten eerst door de gang. We worden samen met de mannen opnieuw volledig opgesloten in het lokaal tot de vrouwen langs zijn gekomen en de gang verlaten hebben. De beambte laat het rolgordijn voor het venster van de deur zakken. Een van de respondenten die aan briefwisseling doet met een gedetineerde vrouw, kijkt volledig voorover gebukt onder het rolgordijn door of zij hier ook rondloopt. Hij probeert even naar haar te zwaaien, maar tevergeefs. “Door er zo geheimzinnig over te doen, kweek je het, dat gedrag ten aanzien van vrouwen”, zegt één van onze respondenten nog.

Ten derde hebben we in sommige vrouwenafdelingen affiches en meldingen opgemerkt die hen aanmanen op kledijvoorschriften, maar nooit in de mannenafdelingen.[83] Het vertoon van het vrouwelijk lichaam, en het verleidend potentieel ervan, wordt dus strikter gecontroleerd. Zo gaf een directielid ons aan dat hij gedetineerde vrouwen heeft moeten aanspreken op hun door gedetineerde mannen als “provocerende” beschouwde kledij tijdens een gemengde activiteit:

“Een gedetineerde vertelde me: “Sorry, maar als ze (een gedetineerde vrouw, red.) mij haar borst laat zien, dat ga ik eraan zitten, ik kan niet anders.” Waarop ik antwoord dat dat niet zo verstandig is. (…) Er is dus een vrees bij de mannen dat ze zich niet kunnen controleren als ze uitgelokt worden (…). Dus wat we hebben gedaan is, simpelweg, de vrouwen zelf gaan vormen. Want kijk, die mannelijkheid, ja ze tonen hun spieren, maar dat stoort niet veel volk, hé. Terwijl als vrouwen naar de werkhuizen komen zonder beha en dat we alles zien wanneer ze zich buigen…”

Waar het voor mannen genormaliseerd is om hun lichaam tentoon te stellen, in het bijzonder als het gaat over het resultaat van fitness en bodybuilding[84], wordt het vrouwelijk lichaam als een bedreiging gezien voor de mannelijke personeelsleden en gedetineerden, gezien het verleidend of provocerend potentieel ervan. Dit risico wordt aan de hand van bovenvermelde strategieën beperkt: door het ontwijken (beperken van het mannelijk personeel in kleine en middelgrote vrouwenafdelingen, vrouwafdelingen onttrekken aan het zicht van mannelijke gedetineerden) of het vertoon van het vrouwelijk lichaam te controleren door kledingvoorschriften. Gedetineerde vrouwen worden in onderliggende logica achter deze strategieën gereduceerd tot hun lichaam, dat vanuit mannelijk oogpunt gepercipieerd wordt als lustobject.[85]

(Zelf)minachtend discours over gedetineerde vrouwen

Een laatste opvallende bevinding uit ons onderzoek is het negatief discours ten aanzien van gedetineerde vrouwen, zowel bij personeelsleden als bij gedetineerde vrouwen zelf. Een deel van het bewakingspersoneel geeft expliciet aan liever niet te werken op de vrouwenafdeling. Werken op de vrouwenafdeling werd als lastiger, psychologisch zwaarder en moeilijker omschreven door het penitentiair personeel omwille van vijf aspecten. Ten eerste door het eerder aangehaalde “zwaardere profiel” van vrouwen, waarbij de verslavingsproblematiek en het plegen van levensdelicten vaak werden vermeld. Ten tweede werden gedetineerde vrouwen, veel meer dan mannen, vaak als “manipulatief” voorgesteld door personeel. Het personeel op vrouwen­afdeling moet hier dus extra weerbaar voor zijn. Ten derde zou werken op de vrouwenafdeling een bijkomende emotionele last met zich meebrengen, omdat vrouwen meer privéproblemen en zorgen toevertrouwen aan het personeel. Verschillende personeelsleden van de vrouwenafdeling gaven aan dat dit zwaar was om dagelijks mee om te gaan en het moeilijker is om professionele afstand te bewaren van deze vrouwen. Ten vierde worden vrouwen afgeschilderd als ‘lastig’ en ‘vermoeiend’, maar ook ‘jaloers’ en ‘achterbaks’ en uitzonderlijk ook als ‘bitches’, zowel door penitentiair personeel als door gedetineerde vrouwen zelf. Er wordt veel gesproken over spanningen en een sterke roddelcultuur die er binnen de vrouwenafdelingen zouden heersen. Hoewel conflicten en jaloezie omtrent bepaalde privileges uiteraard ook bestaan in de mannenafdelingen[86], komen deze elementen veel sterker naar voren bij beschrijvingen van de dynamiek binnen de vrouwenafdeling. Conflicten zouden ook sneller afgehandeld worden bij de mannen door het kort uit te vechten, terwijl ze bij de vrouwen latent zouden blijven en bijdragen tot spanningen binnen de afdelingen. Tot slot draagt het autonoom functioneren (zie supra) van de vrouwenafdeling bij tot een gespannen sfeer door de constante aanwezigheid van dezelfde beperkte groep personeelsleden en gedetineerden. In bepaalde vrouwenafdelingen zorgt dit autonoom functioneren ook voor een bijkomende werklast. Zo gaf een verantwoordelijke van een vrouwenafdeling aan dat zij het onthaal van de inkomenden moet verzorgen, alsook de bezoekregeling voor de vrouwen, terwijl dit voor de mannelijke gedetineerden door een aparte dienst wordt gedaan. De geringschatting van gedetineerde vrouwen nam regelmatig ook de vorm aan van een paternalistisch of maternalistisch discours; volwassen vrouwen worden geregeld ‘de meisjes’ genoemd en sommige personeelsleden gaven aan ‘een beetje de rol van moeder aan te nemen’, vaak met de onderliggende assumptie dat gedetineerde vrouwen ‘niet beter weten’.

Wat nog sprekender is, is dat dit discours ook werd gehanteerd door gedetineerde vrouwen zelf. Gedetineerde vrouwen haalden zelf regelmatig spanningen, veelvoorkomende ruzies en de roddelcultuur op de vrouwenafdeling aan die bijdragen tot ‘een slechte sfeer’. Ze beschreven hun co-gedetineerden als jaloers en hypocriet. Ook de verkinderlijking van vrouwen kwam terug uit hun eigen discours: ze spreken zelf ook over ‘de meisjes’ en kwalificeren hun conflicten als ‘gekibbel’. De analogie met ‘een internaat’ werd regelmatig gemaakt, waarbij er op de wandeling de sfeer heerst ‘zoals op een speelplaats’, met ruzies ‘zoals in de zandbak’ gevoed door meisjes die anderen treiteren en continu roddelen. Deze zelf-verkinderlijking was beduidend minder aanwezig in het discours van de bevraagde mannelijke gedetineerden, hoewel sommigen wel spreken over ‘jongens’ en de analogie van de gevangenis als ‘internaat’ ook door sommige mannen gemaakt werd.

Het feit dat gedetineerde vrouwen de hierboven beschreven minachtende stereotypen en beelden ook zelf reproduceren, kan bijdragen tot een negatief zelfbeeld en een verminderd mentaal welzijn. De meeste bevraagde gedetineerde vrouwen gaven aan af te zien van de negatieve sfeer die binnen de vrouwenafdeling heerst. Wanneer dit te zwaar wordt, verkiezen sommige vrouwen om zich af te zonderen van anderen, wat nog bijdraagt tot hun sociaal isolement. Sommigen gaan niet meer naar de wandeling of activiteiten, anderen vragen in geval van opendeurregimes expliciet om met rust gelaten te worden, en in uitzonderlijke gevallen vragen vrouwen om in de strafcel geplaatst te worden om aan de dynamiek te kunnen ontsnappen. Het negatieve discours ten aanzien van vrouwelijke gedetineerden overschaduwde in de meeste interviews bestaande positieve aspecten van interpersoonlijke relaties. Vriendschappen en sterke vormen van solidariteit bestaan zeker ook tussen gedetineerde vrouwen, maar werden vaak enkel aangehaald na het schetsen van een negatief beeld of wanneer er expliciet naar gevraagd werd.

Deze bevinding over een negatieve sfeer in vrouwenafdelingen is geen eigen Belgisch fenomeen. Vergelijkend onderzoek tussen levenslang veroordeelde mannen en vrouwen in Engeland en Wales toont aan dat de meeste vrouwen een sterk wantrouwen kweken ten aanzien van anderen, vaak door hun traumatisch verleden, wat bijdraagt tot spanningen in hun relatie met andere gedetineerden en personeel.[87] Gedetineerde vrouwen zouden zich hierdoor constant in de tweestrijd bevinden tussen een diepgewortelde nood aan intimiteit en hun angst om anderen te vertrouwen in deze emotioneel zwaar beladen context die gekenmerkt wordt door roddels en wantrouwen.

De in gevangenissen heersende genderorde wordt in de literatuur al erkend als bron van conflict en geweld bij gedetineerde mannen, met als bedoeling om een bepaalde status te verwerven door het aannemen van gedragingen en uiterlijke kenmerken van een vooropgestelde vorm van mannelijkheid.[88] Uit ons onderzoek blijkt dat gender ook voor gedetineerde vrouwen kan bijdragen tot het kaderen van spanningen en conflicten tussen gedetineerde vrouwen. Het louter terugbrengen van conflicten in vrouwenafdelingen tot één verklarende factor zou te reductionistisch en stereotyperend zijn (vb. vrouwen maken ruzie omdat ze in essentie jaloers en achterbaks zijn als uitgangspunt). Het bestaan van deze conflicten is immers multifactorieel en dient als dusdanig gekaderd te worden. Zo moet de complexe kwetsbaarheid van gedetineerde vrouwen in rekening gebracht worden[89], samen met de moeilijke detentieomstandigheden. Dat vrouwen vaak in kleinere en overbevolkte afdelingen worden opgesloten, waar zeer verschillende profielen met andere noden samen worden gehuisvest en sommigen beschikken over bepaalde privileges (opendeurregime, opdeling in groepen, toegang tot werk) en anderen niet, kan immers enkel bijdragen tot het ontstaan van jaloezie. Waar gedetineerde vrouwen zelf genderstereotypen aanhaalden ter verklaring van conflicten, kwamen ook andere factoren aan bod. Het feit dat geïnterneerden en gedetineerde vrouwen met zware psychische of verslavingsproblemen met alle andere vrouwen gehuisvest worden zonder adequate zorg en omkadering, werd als één van de voornaamste bronnen van spanning aangehaald door de bevraagde gedetineerde vrouwen. De rol van penitentiair personeel werd ook door vrouwen aangehaald als een mogelijke bron van spanning en jaloezie, in het bijzonder wanneer er sprake is van favoritisme.

Conclusie

Het gevoerde onderzoek had als opzet om de specifieke aspecten van de detentie van vrouwen in Belgische gevangenissen in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat het minderheidsstatuut van gedetineerde vrouwen en de sterke heersende genderorde binnen gevangenissen bijdragen tot bijzonder moeilijke detentieomstandigheden.

Het minderheidsstatuut van vrouwen, in combinatie met het principe van gescheiden opsluiting o.b.v. geslacht, betekent in praktijk dat vrouwen met zeer uiteenlopende profielen en noden zonder differentiatie allemaal samen worden opgesloten in kleine en middelgrote vrouwenafdelingen. Vrouwen met (zware) psychische problemen en geïnterneerde vrouwen genieten er niet van de bijzondere zorg en omkadering die zij behoeven, en hun soms storend en disruptief gedrag heeft gevolgen voor het dagelijks leven van andere gedetineerde vrouwen op de afdeling. Veroordeelde vrouwen ondergaan bovendien negatieve gevolgen van de gezamenlijke opsluiting met vrouwen in voorlopige hechtenis: er zijn meer wissels van celgenoten door de grotere turnover, en veroordeelden ondergaan mee de stress en bezorgdheden van de afwachting van het proces van de voorlopig gehechten. Door de numerieke minderheid van vrouwen, wordt een deel van hen gehuisvest in kleine, volledig afgezonderde en overbevolkte afdelingen, waar ze “na de mannen” komen in orde van prioriteit en in sommige gevallen zelfs vergeten worden, maar ook moeilijker toegang hebben tot activiteiten, sportinfrastructuur en (medische) dienstverlening.

Waar de detentieomstandigheden van gedetineerde vrouwen in de praktijk vaak herleid wordt tot hun numerieke minderheid, hebben we in ons onderzoek hun minderheidsstatus in de kijker gezet die voortvloeit uit de masculiene genderorde die het gevangeniswezen doordringt en de sterk aanwezige genderstereotypen in detentie.

Omdat ‘man’ zijn de norm is in detentie[90], brengt ‘vrouw’ zijn een minderheidsstatuut met zich mee, wat zich uitdrukt in een verminderde aandacht voor de specifieke noden van vrouwen, zoals medische noden. Het specifieke profiel van vrouwen die in detentie terechtkomen, met name met een verleden van trauma en slachtofferschap, krijgt te weinig aandacht, waardoor het institutioneel aanbod om met deze trauma’s om te gaan te beperkt of soms onbestaande is. De ontoereikende aandacht voor de genderdimensie binnen detentie en het kwetsbare profiel van vrouwen, zorgt ervoor dat de bestaande kwetsbaarheden van vrouwen uitvergroot worden in detentie.

Gendernormen uit de vrije samenleving banen zich immers een weg binnen de muren en worden ge(re)produceerd door actoren binnen detentie. Deze gaan in hun discours, hun praktijk en hun interactie met anderen gender mee vormgeven door te definiëren wat precies “een man” en “een vrouw” zouden moeten zijn.[91] Hierdoor worden verschillen in omgang met mannen en vrouwen gelegitimeerd en als “natuurlijk” beschouwd, waardoor ze ook weinig in vraag worden gesteld. Sommige eigenschappen die geassocieerd worden met vrouwelijkheid lijken prima facie in het voordeel te spelen van gedetineerde vrouwen, zoals hun ‘zachte aard’ die minder strikte veiligheidsregimes zou rechtvaardigen of gepercipieerde empathie die een zekere solidariteit tussen vrouwen veronderstelt. In de praktijk blijken deze gendernormen echter vooral in het nadeel te spelen van gedetineerde vrouwen. Door hen quasi exclusief huiselijk werk aan te bieden en de mogelijkheden tot sport te beperken in vergelijking met mannen, reproduceert de gevangenis als institutie bestaande genderongelijkheden. Naast de effectieve vrijheidsberoving worden vrouwen ook opgesloten binnen gendernormen die hen verder zullen sturen in hun levenstraject en gevolgen kunnen hebben voor hun gezondheid. Vrouwen worden ook meer afgezonderd in hun afdelingen en zijn onderhevig aan een striktere controle over hun kledij, over hun onderlinge relaties en hun interacties met bewakingspersoneel. Het gevoel van constant toezicht vloeit voort uit de infrastructuur (kleinere afdelingen met een kleine groep vrouwen en personeel), maar ook uit de ‘roddelcultuur’ binnen vrouwenafdelingen die een sterke sociale controle op alle aspecten van hun dagelijks leven impliceert. Dit versterkt het gevoel van intimiteitsverlies, in het bijzonder in afdelingen met opendeurregimes en voedt spanningen en conflicten die bijdragen tot een negatieve, zware of zelfs bedrukkende sfeer. Zowel het personeel als de gedetineerde vrouwen verklaren deze roddelcultuur vanuit een essentialiserend argument, namelijk de jaloerse natuur van vrouwen. Dit (zelf)degraderend discours overschaduwt de vele institutionele factoren die evenzeer bijdragen tot spanningen en conflicten, alsook de positieve aspecten van deze vrouwelijke eigenschappen zoals solidariteit en zorgen voor elkaar.

Olivia Nederlandt[1] & Aurore Vanliefde[2]


[1] Docent Université Saint-Louis Bruxelles.

[2] Doctoraatsonderzoekster (Aspirant FWO Vlaanderen; 11K1621N) verbonden aan het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC), KU Leuven

[3] In dit artikel gebruiken we de term ‘vrouwen’. Het gebruik van deze term hangt samen met de strikt binaire man-vrouw opdeling die binnen het gevangeniswezen wordt gehanteerd. Onze bedoeling is echter niet om trans vrouwen, non-binaire en genderdiverse personen uit te sluiten. De in dit artikel beleefde ervaringen van gedetineerde vrouwen kunnen immers ook door andere genderminderheden worden gedeeld.

[4] Gemiddelde o.b.v. de tien laatste jaarverslagen (2007-2017) van het Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI).

[5] Op 31/12/2021 waren er bijvoorbeeld 507 vrouwen gedetineerd; H. FAIR en R. WALMSLEY, World Female Imprisonment List, https://www.prisonstudies.org/news/world-female-prison-population-60-2000; R. WALMSLEY, “Variations and growth in the levels of female imprisonment” in M. KRABBE en P.H. VAN KEMPEN (eds.), Women in Prison. Beyond the Bangkok Rules, Cambridge, Intersentia, 2017,105-118.

[6] Excl. detentie- en transitiehuizen, en zonder de Inrichting ter Bescherming van de maatschappij in Paifve.

[7] De gevangenis van Hoogstraten kent een open regime voor de mannen die er verblijven, maar de vrouwen zijn in een aparte afdeling opgesloten en hebben enkel een opendeurregime binnen hun afdeling. Zij genieten dus niet van hetzelfde open regime als de mannen die in deze gevangenis gedetineerd zijn.

[8] O. NEDERLANDT, 2020, “Le droit pénitentiaire et les femmes incarcérées : Orange is the new blackbox ?” in D. BERNARD (ed.) en C. HARMEL (coord.), projet de l’ASBL Fem&L.A.W., Codes commentés 2020 – Droits des femmes, Brussel, 2020, 377-381.

[9] Resolutie 65/229 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (21 december 2010), UN Doc. A/RES/65/229 (2010) betreffende de Bangkok Rules for the Treatment of Women Prisoners and Non-custodial Measures for Women Offenders (hierna “Bangkok Rules”).

[10] Resolutie 70/175 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (17 december 2015), UN Doc. A/RES/70/175 (2015) betreffende de Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (hierna: “Nelson Mandela Rules”).

[11] Aanbeveling Rec(2006)2 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (11 januari 2006; gewijzigd en herzien op 1 juli 2020) betreffende de European Prison Rules (2020) (hierna “European Prison Rules”).

[12] Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT), Factsheet “Women in Prison”, CPT/Inf(2018)5, 2018.

[13] Zie bijvoorbeeld PENAL REFORM INTERNATIONAL (PRI) en ASSOCIATION FOR THE PREVENTION OF TORTURE (APT), Women in detention: a guide to gender-sensitive monitoring, Genève, 2015.

[14] Zie o.a. het baanbrekend werk van P. CARLEN, Alternatives to Women’s Imprisonment, Birkshire, Open University Press, 1990; alsook recentere studies zoals B. CREWE, S. HULLEY en S. WRIGHT, “The Gendered Pains of Life Imprisonment”, British Journal of Criminology 2017, 1359-1378.

[15] Waaronder het F.R.S-FNRS onderzoeksproject “Les nomativités carcérales à l’épreuve du genre”, verkregen door Diane BERNARD en Marie-Sophie DEVRESSE, waar Olivia NEDERLANDT op aangesteld is. Zie het edito van deze FATIK voor een overzicht van lopende onderzoeksprojecten over gender en gevangeniswezen.

[16] M. RUCHAT, “Filles soumises et garçons obéissants : les figures sexuées de l’enfance à rééduquer – 1860-1960”, in A. DAFFLON NOVELLLE (ed.), Filles-garçons. Socialisation différenciée ?, Grenoble, Presses universitaires de Grenoble, 2006, 145-163; C. PARENT, “Au-delà du silence : les productions féministes sur la criminalité et la criminalisation des femmes”, Déviance et Société 1992, 297-328; C. CARDI, “Le contrôle social réservé aux femmes : entre prison, justice et travail social”, Déviance et Société 2007, 3-23.

[17] C. CARDI, op. cit.

[18] C. CARDI, op. cit.; C. CARDI en G. PRUVOST, Penser la violence des femmes, Parijs, La Découverte, 2017, 464 p; M. JOËL, “La prison de femmes, un puissant relai du modèle contemporain légitime de sexualité féminine”, Champ pénal/Penal field 2016, afl. XIII.

[19] C. CARDI, op. cit.; C. CARDI en G. PRUVOST, op. cit.; M.-E. HANDMAN M.-E., Femmes violentées, femmes violentes, Parijs, Editions Jean-Michel Place, 2003, 132 p; A. VUATTOUX A., Adolescences sous contrôle. Genre, race, classe et âge au tribunal pour enfants, Parijs, Presses de Sciences Po, 2021, 192 p.

[20] N. DE VIGGIANI , “Trying to be something you are not : masculine performances within a prison setting”, Men and Masculinities 2012, 271-291; T. KUPERS, “Gender and domination in a prison”, Western New England Law Review 2017, 427-447; C. NEWTON, “Gender Theory and Prison Sociology: Using Theories of Masculinities to Interpret the Sociology of Prisons for Men”, The Howard Journal 1994, 93-202; D. SABO, T.A. KUPERS en W. LONDON, Prison Masculinities, Philadelphia, Temple University Press, 2001, 279 p.

[21] J. ACKER, “Hierarchies, Jobs, Bodies: A Theory of Gendered Organizations”, Gender and Society 1990, 139-158; J. LIPMAN-BLUMEN, “Toward a homosocial theory of sex roles: An explanation of the sex segregation of social institutions”, Journal of Women and Culture and Society 1976, 15-31; C. ROSTAING, ”La non-mixité des établissements pénitentiaires et ses effets sur les conceptions de genre : une approche sociologique” in I. HEULLANT-DONAT, J. CLAUSTRE, E. LUSSET en F. BRETSCHNEIDER (eds.) Enfermements. Tome III. Le genre enfermé. Hommes et femmes en milieux clos (XIII-XXe siècle), Parijs, Publications de la Sorbonne, 2017, 33-52; L. SOLINI, G. NEYRAND en J.-C. BASSON, “Le surcodage sexué en établissement pénitentiaire pour mineur. Une socialisation en train de se faire”, Déviance et Société 2011, 195-215.

[22] R. CONNELL, Masculinités. Enjeux sociaux de l’hégémonie, Parijs, Editions Amsterdam, 2014, 288 p; N. ORDIONI, “L’androcentrisme : un ethnocentrisme du genre ?”, Babel, Littératures plurielles 2011, afl. 23, 49-71.

[23] B. CREWE, “Not Looking Hard Enough: Masculinity, Emotion, and Prison Research”, Qualitative Inquiry 2014, 392-403; N. DE VIGGIANI, op. cit.; J.W. MESSERSCHMIDT, Masculinities and Crime: Critique and Reconceptualization of Theory, Lanham, Rowman and Littlefield, 1993, 256 p; R. ROBINSON, “Masculinity as Prison: Sexual Identity, Race, and Incarceration”, California Law Review 2011, 1309-1408.

[24] E. GOFFMAN, The presentation of self in everyday life, New York, Overlook Press, 1973; Y. JEWKES, “The Use of Media in Constructing Identities in the Masculine Environment of Men’s Prison”, European Journal of Communication 2002, 205-225; T. KUPERS, op. cit., 432-433; C. NEWTON, op. cit., 198.

[25] R. CONNELL, op. cit., 74.

[26] N. DE VIGGIANI, op. cit.; T. KUPERS, op. cit.; R. RICCIARDELLI, K. MAIER en K. HANNAH-MOFFAT, Strategic masculinities : Vulnerabilities, risk and the production of prison masculinities, Theoretical Criminology 2015, 491-513.

[27] L. BERENI, S. CHAUVIN, A. JAUNAIT en A. REVILLARD, Introduction aux études sur le genre, Louvain-la-Neuve, de Boeck, 2020, 8.

[28] Externe diensten zijn actief in detentie, maar behoren niet tot het penitentiair personeel (vb. Beleidscoördinatoren hulp- en dienstverlening, onderwijscoördinatoren, externe hulp- en dienstverlening …) O. NEDERLANDT O. en C. REMACLE, “L’aide sociale aux justiciables et aux détenus : un secteur invisibilisé par la complexité institutionnelle belge ?”, Revue de droit pénal et de criminologie 2019, 379 – 423.

[29] Er werd geen data verzameld in de gevangenis van Haren om twee redenen. Enerzijds is deze gevangenis pas sinds november 2022 operationeel en is de werking ervan nog in ontwikkeling. Anderzijds zijn beide auteurs lid van de Commissie van Toezicht van de gevangenis van Haren. Om deontologische-ethische redenen is het voor ons essentieel om dit mandaat niet te vermengen met onze hoedanigheid als onderzoeksters.

[30] Voor de gevangenis van Marche-en-Famenne, werden de interviews en focusgroepen gezamenlijk afgenomen met Lola Gauthier, die in het kader van haar doctoraatsonderzoek aan de UC Louvain een langdurige etnografische studie voert in deze inrichting.

[31] C. LEJEUNE, Manuel d’analyse qualitative : Analyser sans compter ni classer, Louvain-la-Neuve, De Boeck Supérieur, 2019.

[32] Voor gericht onderzoek naar het profiel van gedetineerde vrouwen, verwijzen we naar het lopend onderzoek van criminologe Valentine DOFFINY (ULiège) over het profiel van gedetineerde vrouwen in Waalse en Brusselse gevangenissen.

[33] Detentie als een soort toevluchtsoord voor gedetineerde vrouwen is reeds beschreven in de literatuur, zie o.a. S. BUCERIUS, K.D. HAGGERTY en D.T. DUNFORD, “Prison as temporary refuge: amplifying the voices of women detained in prison”, British Journal of Criminology 2021, 519–537.

[34] A. NUYTIENS, “Het levensverhaal en (jeugd)delinquente traject van vrouwelijke gedetineerden”, Fatik 2012, afl. 134, 22.

[35] M. LEIGEY en K. REED, “A Woman’s Life Before Serving Life: Examining the Negative Pre-incarceration Life Events of Female Life-Sentenced Inmates”, Women and Criminal Justice 2014, 302–22; K.P. MOLONEY, B.J. VAN DEN BERGH en L.F. MOLLER, “Women in prison: The central issues of gender characteristics and trauma history”, Public Health 2009, 426-430.

[36] G. RICORDEAU, Pour elles toutes. Femmes contre la prison, Montréal, Lux Editeur, 2019; B. CREWE et al., op. cit.

[37] L. FAVRIL en F. VANDER LAENEN, “Predictoren van druggebruik tijdens de detentieperiode: data van 1326 gedetineerden uit 15 Vlaamse gevangenissen”, Panopticon 2018, 300.

[38] A. NUYTIENS, “Het levensverhaal en (jeugd)delinquente traject van vrouwelijke gedetineerden”, op. cit., 22.

[39] K.P. MOLONEY et al., op. cit.

[40] A. NUYTIENS, “Het levensverhaal en (jeugd)delinquente traject van vrouwelijke gedetineerden”, op. cit., 22; L. FAVRIL, “Drug use before and during imprisonment: Drivers of continuation”, International Journal of Drug Policy 2023, afl. 115; S.M. MALLOCH, “Drug use, Prison, and the Social Construction of Feminity”, Women’s Studies International Forum 1999, 349-358.

[41] L. FAVRIL, F. VANDER LAENEN en K. AUDENAERT, “Psychiatrische morbiditeit bij gedetineerden in Vlaanderen”, Panopticon 2017, 235.

[42] L. FAVRIL en F. VANDER LAENEN, “Psychiatrische morbiditeit bij gedetineerden in Vlaanderen”, NEURON 2018, afl. 23, 22.

[43] B. CREWE et al., op. cit.

[44] Ibid.

[45] A. NUYTIENS, “Het profiel van moeders in de gevangenis: toch niet zo stereotiep? Reflecties over implicaties voor onderzoek en beleid”, Fatik 2016, afl. 156, 14-15.

38 A. NUYTIENS, “Het levensverhaal en (jeugd)delinquente traject van vrouwelijke gedetineerden”, op. cit., 20-31.

[47] Excl. detentie- en transitiehuizen, en zonder de Inrichting ter Bescherming van de maatschappij in Paifve.

[48] G. RICORDEAU, op. cit.; C. ROSTAING, “La non-mixité des établissements pénitentiaires et ses effets sur les conceptions de genre : une approche sociologique”, op. cit.

[49] Qua bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bevinden zich echter slechts 3 inrichtingen in de stadskernen: Antwerpen, Bergen en Gent. Gevangenissen zoals Lantin, Marche-en-Famenne en Hoogstraten zijn daarentegen erg moeilijk bereikbaar zonder eigen voertuig.

[50] Art. 11 en 15 §1 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, BS 1 februari 2005 (hierna “Basiswet”).

[51] Regel 11.a Nelson Mandela Rules; Regel 18.8 European Prison Rules; Commentaar bij Regel 18 van de European Prison Rules, p. 48.

[52] Regel 18.9 European Prison Rules; Commentaar bij Regel 18 van de European Prison Rules, p. 48.

[53] met enkele uitzonderingen van gender gemengde gender activiteiten: dit vormt het onderwerp van een apart onderzoek van beide auteurs dat gepresenteerd werd op het colloquium “Institutions & mixité de genre : une contrainte, un choix, une opportunité ?” op 17 mei 2023.

[54] De opening van de gevangenis van Haren heeft er inmiddels voor gezorgd dat er in Brussel geen overbevolkte vrouwenafdelingen meer zijn, en de overbevolking van de vrouwenafdeling in Antwerpen gedaald is, wegens overplaatsingen van Antwerpen naar Haren.

[55] Gedetineerden in voorlopige hechtenis evalueren het leefklimaat gemiddeld ook lager dan gedetineerden in de strafuitvoeringsfase door het beperktere aanbod aan dagbestedingsactiviteiten en het meer voorkomen van gesloten regimes; H. PALMEN, A.Q. BOSMA en E.H.J.C. VAN GINNEKEN, “Het leefklimaat in Nederlandse penitentiaire inrichtingen: de Life in Custody-studie”, PROCES 2019, 20-36.

[56] De internering geschiedt volgens de cumulatieve voorwaarden zoals geformuleerd in art. 9 Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, BS 9 juli 2014.

[57] Art. 4 KB van 17 augustus 2016 tot uitvoering van de bepalingen van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden inzake de bestemming van de gevangenissen en de plaatsing en de overplaatsing van de gedetineerden, BS 29 augustus 2019 ; Collectieve brief nr. 140septies van 27 april 2023 betreffende de instructies omtrent de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

[58] Collectieve brief nr. 140septies van 27 april 2023 betreffende de instructies omtrent de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering. In de ABM van Brugge zijn er 38 plaatsen voor vrouwen voorzien, in de ABM van Gent zijn er 30 plaatsen voor mannen en 5 voor vrouwen voorzien. Uit onze interviews blijkt dat er in Brugge toch profielen van niet-geïnterneerde vrouwen in de ABM verblijven, wat verder onderzoek behoeft. Dit zou immers strijdig zou zijn met de wettelijke bepalingen hieromtrent. Voor toelichting over het verschil tussen de psychiatrische afdelingen en de AMB, zie Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 55-2-001619, 17 januari 2023 (C. HUGON, antw. V. VAN QUICKENBORNE).

[59] Strafuitvoeringsmodaliteit waarbij de gedetineerden op regelmatige wijze overdag de strafinrichting mag verlaten gedurende maximum twaalf uur per dag in het kader van professionele, opleidings- of familiale belangen, zoals bepaald in art. 21 Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 15 juni 2006.

[60] Zie O. NEDERLANDT en A. VANLIEFDE, “Le travail et les activités en mixité pour les personnes détenues dans les prisons belges : une avancée vers la normalisation sous haute surveillance”, presentatie tijdens het colloquium “Institutions & mixité de genre : une contrainte, un choix, une opportunité ?” van 17 mei 2023.

[61] De specifieke (zorg)behoeften van gedetineerden vrouwen zijn het voorwerp van het recente voorstel tot resolutie van 29 maart 2023 aangaande de verbetering van de kennis over en zorg voor de specifieke behoeften van vrouwen in detentie aan de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, ingediend door Claire Hugon en Stefaan Van Hecke.

[62] P. MISTIAEN, M. DAUVRIN, M. EYSSEN, D. ROBERFROID, L. SAN MIGUEL en I. VINCK, Gezondheidszorg in Belgische gevangenissen, Brussel, Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), 2017. Recent zijn er echter meerdere proefprojecten opgestart in gevangenissen die een verbetering van de medische zorg beogen. De overheveling van de gezondheidszorg in detentie naar de FOD Volksgezondheid sinds 1 januari 2023 biedt thans een belangrijke opportuniteit omtrent het verbeteren van medische zorg.

[63] Wat in lijn is met Regel 10 van de Bangkok Rules.

[64] I.Care vzw omschrijft zich als een innovatielaboratorium op gebied van gezondheid en gesloten settings; zie hun website https://www.i-careasbl.be/.

[65] Interne communicatie DG EPI van 24 april 2023 aan de penitentiaire inrichintingen.

[66] CPT, Rapport au Gouvernement de Belgique relatif à la visite effectuée en Belgique par le CPT du 2 au 9 novembre 2021, CPT/Inf(2022)23, Straatsburg, 29 november 2022, §25.

[67] B. CREWE et al., op cit.; K.P. MOLONEY et al., op. cit.

[68] Het werk dat aangeboden wordt door bedrijven wordt vaak beter vergoed, maar behoort in sommige gevangenissen niet tot het werkaanbod van gedetineerde vrouwen omdat de werkhuizen exclusief voor mannen bestemd zijn.

[69] Art. 43 Basiswet.

[70] C. GILLIGAN, In a Different Voice, Cambridge, Harvard University Press, 1982; J. TRONTO, Moral Boundaries: A Political argument for an ethic of care, New York, Routledge, 1993.

[71] N. DE VIGGIANI, op. cit.

[72] Deze perceptie kan echter mede verklaard worden door de numerieke minderheid van vrouwen; de enkele vrouwen die (zeer) ernstige feiten gepleegd hebben relatief vallen relatief meer op in een kleine groep vrouwen, dan in een grotere groep.

[73] Uit ons onderzoek bleek dat de werking van het gedetineerdenoverlegorgaan bovendien verschilt tussen inrichtingen. Zie voor voorbeelden van inspraak- en participatiemogelijkheden van gedetineerden in de gevangenis van Gent: D. BROSENS, L. DE DONDER, J. MIEVIS, F. SALHI en L. VAN ROY, Inspraak & participatie van gedetineerden in de gevangenis van Gent, Brussel, Vrije Universiteit Brussel, 2016.

[74] B. CREWE et al., op cit.

[75] C. CRAHAY en L. GAUTHIER, “Les représentations de la femme « terro » : une ressource cognitive de justification relationnelle”, in Actes du 6ème Colloque Jeunes Chercheurs et Jeunes Chercheuses sur la privation de liberté, Parijs, Mare & Martin, 2023; C. ROSTAING, ”La non-mixité des établissements pénitentiaires et ses effets sur les conceptions de genre : une approche sociologique”, op. cit.

[76] M.-A. AIM en S. LELAURAIN, Penser le rapport aux corps dans une perspective féministe, in DANY L., Psychologie du corps et de l’apparence. L’image corporelle dans tous ses états, Aix-en-Provence, Presses Universitaires de Provence, 2020, 113-130.

[77] KB van 10 oktober 2000 betreffende de voorwaarden voor toelating tot bepaalde betrekkingen bij de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen van het Ministerie van Justitie, BS 13 oktober 2000.

[78] Art. 108, § 2 Basiswet.

[79] C. ROSTAING, La relation carcérale. Identités et rapports sociaux dans les prisons pour femmes, Parijs, Presses Universitaires de France, 1997; G. SYKES, Society of Captives: A Study of a Maximum Security Prison, Princeton, Princeton University Press, 1958, 200 p.; M. VACHERET, Relations sociales en milieu carcéral. Une étude des pénitenciers canadiens, Déviance et société 2002, 83-104.

[80] Enkele voorbeelden van terminologie uit de Franstalige focus groepen met gedetineerden vrouwen: ‘chaudasses’ dat vertaald kan worden als ‘hete wijven’; of de dierlijke analogie van ‘krolse’ vrouwen (‘en chaleur’).

[81] M. JOËL, op. cit., 69.

[82] Dit verschil kan gekaderd worden binnen de grote sociale controle (zie supra) die er in kleine afdelingen (niet enkel vrouwenafdelingen) heerst gezien de kleine groep van gedetineerden en personeel.

[83] Ter illustratie vermeldde één affiche dat “het fatsoen van de kledij beoordeeld zal worden door het personeel van de vrouwenafdeling”, en een andere bevatte een verbod op het dragen van hakken op de wandeling “omdat dit de vloer beschadigt”.

[84] G. SEMPÉ en D. BODIN, “Homo-sociabilité et (auto)exclusion en prison pour hommes. Usages sociaux du sport et divisions de l’espace”, Espaces et sociétés 2015, 162, 79-93.

[85] M.-A. AIM en S. LELAURAIN, op. cit.

[86] M. VACHERET en G. LEMIRE, “Un univers en transformation”, in M. VACHERET en G. LEMIRE, Anatomie de la prison contemporaine, Montréal, Presses de l’Université de Montréal, 2007, 185 p.

[87] B. CREWE et al., op. cit., 1374

[88] N. DE VIGGIANI, op. cit.; T. KUPERS, op. cit.

[89] A. NUYTIENS, “Het levensverhaal en (jeugd)delinquente traject van vrouwelijke gedetineerden”, op. cit., 20-31.

[90] Met “man” bedoelen we de cisgender, heteroseksuele man als boegbeeld van het vooropgesteld mannelijk ideaalbeeld.

[91] C. WEST en D.H. ZIMMERMAN, “Doing gender”, Gender and Society 1987, 125-151.

Deel dit artikel

   

Tags:

DETENTIE FATIK

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.