Het filmen en verspreiden van beelden van een politieoptreden. ‘Part of the job’, of is er een grens?

11 april 2022

Artikel door Ronny Saelens [*] voor het maart 2022 nummer van het Tijdschrift voor Mensenrechten. [**]

De digitalisering heeft een impact op de politiewerking. Een voorbeeld is het filmen van een politieoptreden door de burger met de smartphone gebruiksklaar in de hand, als een digitale versterking van het recht op vrije meningsuiting en informatie. Vooral om potentieel politiegeweld te kunnen aanklagen. Of gewoon omwille van de politiefunctie als zodanig, zonder meer. Velen zien dit als een gerechtvaardigd tegengewicht voor het geweldsmonopolie van de overheid, geïnstrumentaliseerd door middel van de politiebeambte. Die laatste is daarom het voorwerp van de kritische blik van de maatschappij. Een politieambtenaar moet dus maar principieel tolereren dat hij wordt gefilmd en dat de beelden worden verspreid.

Politie en privacy, een contradictio in terminis?

Moet de politiebeambte zich zonder meer laten filmen of fotograferen? Deze vraag raakt aan de draagwijdte van de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden, meer bepaald het recht op privacy. Maar als de politiebeambte tijdens de uitvoering van politionele opdrachten principieel geen bescherming van het recht op privacy of de bescherming van de persoonsgegevens geniet, stelt de vraag van het (on)wettig filmen of verspreiden van beelden zich toch niet? Integendeel, ook in dat geval vraagt dit om een democratische verantwoording. Nationale rechters lijken veel moeite te hebben met de beantwoording van deze vraag.[1] Ook in de rechtsleer en binnen de politiewereld zijn diverse stromingen merkbaar.[2]

Om een objectief inzicht te krijgen, lijkt het aangewezen een en ander in perspectief te plaatsen. We doen dit aan de hand van een bloemlezing van de Europese en nationale rechtspraak over de draagwijdte van de bescherming van het recht op de privacy en de bescherming van de persoonsgegevens in situaties waarbij het politieoptreden direct dan wel indirect in beeld wordt gebracht.

Wat zegt de Europese rechtspraak?

We weten dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een ruim privacybegrip hanteert. Artikel 8 EVRM[3] laat zich, kort samengevat, lezen als een dynamisch concept waarbij de persoon, in functie van wat op een bepaalde plaats en tijd als maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht, ongestoord en vrij moet kunnen participeren in een complexe samenleving. Dat impliceert ook de vrijheid om zichzelf te zijn en, omgekeerd, de vrijheid om net anders te zijn dan anderen, los van enige overheidsbemoeienis of van derden.[4] Deze dynamische invulling van het privacybegrip brengt met zich mee dat het EHRM ook de professionele activiteit of de publieke plaats niet uitsluit van bescherming onder artikel 8 EVRM.[5] Immers, ook deze activiteiten en plaatsen dragen bij tot de sociale ontplooiing van het individu.[6] Werknemers en overheidsambtenaren, zoals een politieambtenaar, kunnen dus privacybescherming inroepen.[7]

Daarnaast ziet ook het Europees Hof van Justitie, dat toezicht houdt op de toepassing van het Unierecht, geen reden om principieel aan professionele activiteiten de bescherming van de persoonsgegevens en, desgevallend, de privacy te ontzeggen.[8] Op Unierechtelijk niveau wordt in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest), respectievelijk, het recht op privacy en de bescherming van de persoonsgegevens gewaarborgd.

De politie is geen publieke figuur zonder meer

De politiebeambte oefent evenwel een opdracht van algemeen belang uit[9]: hij of zij handhaaft de openbare orde en voert daarbij politionele interventies uit. Is de politiebeambte daardoor principieel uitgesloten van de privacybescherming? Het EHRM kiest voor een genuanceerd antwoord. Het loutere feit dat een persoon een opdracht van algemeen belang uitoefent betekent niet dat deze zonder meer buiten de bescherming van artikel 8 EVRM valt.[10] Het EHRM vereist namelijk dat de nationale rechter onderzoekt waarom de politiebeambte in casu minder privacybescherming zou moeten tolereren, maar niet “door het enkele feit[11] dat hij politiebeambte is, “en bovendien niet bekend was bij het publiek”.[12] Het Straatsburgse Mensrechtenhof lijkt dus niet te willen meegaan in de perceptie dat de politieambtenaar ab initio als een ‘publiek figuur’ te beschouwen is. Ook het feit dat de politiefunctie een opdracht van algemeen belang is, is geen doorslaggevend element.

Maar dit betekent niet dat de politieambtenaar in geen enkele omstandigheid kan gefilmd worden. Het recht op privacy is immers niet absoluut. Een inbreuk op de privacybescherming is toegestaan op basis van de exhaustief opgesomde legitieme gronden uit artikel 8, tweede lid, EVRM, zoals de vaststelling van strafbare feiten, waaronder buitensporig politiegeweld, en de rechten en belangen van derden, zoals het recht op vrije meningsuiting en informatie, en voor zover de inbreuk noodzakelijk en proportioneel is.

Niet elk politieoptreden is van publiek belang

Wanneer het recht op vrije meningsuiting en informatie wordt ingeroepen, moet het gaan om feiten of een gebeurtenis die bijdraagt aan een “debat van publiek belang”.[13] Het moet gaan om nieuwswaardige feiten. Niet elke gebeurtenis in de publieke ruimte is een kwestie van maatschappelijk debat. Dat zou overigens een zekere mate van privacybeleving in de openbare ruimte de facto onmogelijk maken.

Het louter filmen om de publieke nieuwsgierigheid te bevredigen, valt dus niet onder de noemer van ‘public interest’, of maakt van de beelden geen nieuwswaardige feit (debate of public interest).[14] De proportionaliteitvereiste van de beeldverwerking brengt bovendien met zich mee dat de afbeelding van de gefilmde persoon moet worden gemaskeerd (geblurd) wanneer deze geen bijdrage levert aan de nieuwswaardigheid van het maatschappelijk debat.[15] Dit is een voorzorgsmaatregel, ook als de kwestie een debat van algemeen belang zou kunnen zijn.[16]

Het moet wel worden gezegd dat de hiervoor besproken rechtspraak vooral in verband staat met het politioneel optreden naar aanleiding van feiten of gebeurtenissen die meestal al op zichzelf een onderwerp van maatschappelijk debat waren en dus nieuwswaardig.

De bescherming van persoonsgegevens is niet per se gelijk aan privacy

In het EU-Handvest wordt de bescherming van de persoonsgegevens losgekoppeld van het recht op privacy. Het zijn twee afzonderlijke grondrechten. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens buiten het privacyvraagstuk kan worden gehouden. Opdat een verwerking van persoonsgegevens als onrechtmatig kan worden beschouwd, is dus niet vereist dat de verwerking de bescherming van privacy schendt, maar het kan. Desalniettemin worden onrechtmatige verwerkingen (waardoor de privacy wordt geschonden) met administratieve of strafrechtelijke sancties bedreigd.[17] En inbeslagneming van de beelden lijkt daarbij niet uitgesloten.[18]

Het juridische kader voor de verwerking van persoonsgegevens is vastgelegd in de Algemene Vordering Gegevensbescherming[19], nader uitgewerkt in de Wet Gegevensbescherming (WGB).[20] Beide wettelijke kaders geven tools waarmee een evenwicht wordt gezocht tussen de verwerking van persoonsgegevens, die al dan niet de bescherming van de privacy raakt, en andere fundamentele rechten en belangen, zoals de uitingsvrijheid.

Niet elke verwerking van een mening heeft een journalistiek doeleinde

In dat verband moet worden aangestipt dat uitzonderingen op bepaalde basisrechten van de gefilmde persoon mogelijk zijn. In de eerste plaats door artikel 24 WGB, maar beperkt tot journalistieke doeleinden. Uit de omschrijving van dit artikel in de WGB valt af te leiden dat niet elke mening onder het begrip ‘journalistieke doeleinden’ valt. Met andere woorden, niet elke verwerking van mening of informatie is zonder meer een feit of gebeurtenis van maatschappelijk debat. In zo’n geval draagt het filmen en/of het verspreiden van de beelden zonder de voorafgaande toestemming van de gefilmde persoon – of bij gebrek aan een andere rechtsgrond – het risico van onwettigheid van de verwerking met zich. Een ‘andere rechtsgrond’ zou kunnen zijn, en waarbij dus de toestemming van de persoon niet nodig is, wanneer het filmen de aangifte van buitensporig geweld door de politie of van strafbare feiten in het algemeen beoogt.[21]

Sergejs Buivids: Valentijnsarrest of pilootarrest?

In dat verband heeft het Hof van Justitie op 14 februari 2019 voor het eerst geoordeeld dat ook politiebeambten tijdens de uitoefening van politionele opdrachten de bescherming van persoonsgegevens kunnen inroepen.[22] De uitspraak van het Hof van Justitie bevestigt het standpunt dat hoger al werd naar voor geschoven, namelijk dat in principe ook politiebeambten tijdens de uitvoering van hun opdrachten bescherming van hun persoonsgegevens genieten.[23] Het Hof sluit evenmin uit dat de politiebeambte tijdens het uitvoeren van een interventie ook de bescherming van de privacy zou kunnen genieten. Maar net zoals dat het geval is voor artikel 8 EVRM, is ook het recht op bescherming van de persoonsgegevens (en de privacy) geen absoluut grondrecht en moet deze afgewogen worden tegen andere in het spel zijnde fundamentele rechten en vrijheden of belangen van derden. Wat de uitingsvrijheid betreft, stelt het Hof van Justitie als voorwaarde dat het filmen én verspreiden betrekking heeft op een debat van maatschappelijk belang[24]. Ook de zogenaamde ‘burgerjournalist’ kan en mag een rol spelen in het ruimer spel van de checks and balances. Maar het Hof van Justitie gaat niet mee in de redenering dat iedere politionele opdracht zonder meer ‘uitsluitend journalistieke’ doeleinden dient, noch een potentieel ongeoorloofde politionele interventie in zich draagt. Het Hof aanvaardt evenmin dat in casu het filmen als een zuiver persoonlijke doeleinde kan worden beschouwd.[25]

De nationale rechtspraak volgt

We zien de criteria van de hiervoor besproken Europese rechtspraak ondertussen ook in de nationale rechtspraak doorsijpelen. De conclusie lijkt te zijn dat niet elke politionele interventie preventief zomaar kan worden gefilmd. Hoewel het filmen van het politieoptreden als zodanig niet uitdrukkelijk door een wet wordt verboden, is dat geen vrijgeleide om standaard elk politieoptreden preventief te filmen vanuit de veronderstelling dat de politie zijn bevoegdheden buitensporig zou kunnen gebruiken. Naar gelang de omstandigheden kan de onrechtmatige verspreiding zelfs resulteren in een strafrechtelijke veroordeling voor belaging, laster en eerroof.[26] Dit zijn strafbare handelingen die een (ernstige) impact kunnen hebben op bescherming van de privacy van de politiebeambte: het risico dat de politiebeambte door de verspreiding van de beelden in zijn dagdagelijkse leven negatieve wordt beoordeeld. 

Conclusie: op zoek naar een evenwicht

Uit voorgaande blijkt dat het filmen van een politieoptreden niet zonder meer is toegelaten, ook al is het niet expliciet door de wet verboden. Het gaat om concurrende grondrechten, zonder een principieel voorangsrecht van het ene noch het andere. Het zoeken naar een aanvaardbaar en werkbaar evenwicht is dan ook noodzakelijk. Dat kan op twee manieren: op basis van vaststaande rechtspraak of door een wetgevend initiatief.

Op basis van de rechspraak, zijn er drie situaties denkbaar waarbij de politieambtenaar wettig kan worden gefilmd , mits daarbij rekening wordt gehouden met de proportionaliteit van de beeldverwerking:

  1. bij het filmen van een nieuwswaardige gebeurtenis waarbij de aanwezigheid van een politieambtenaar bijkomstig en toevallig in beeld komt;
  2. wanneer de gebeurtenis een maatschappelijk debat betreft dat onvermijdelijk samenvalt met een politieoptreden, maar de politiebeambte als zodanig niet geviseerd wordt;
  3. met het oog op aangifte bij de bevoegde autoriteiten wanneer de politieambtenaar zijn bevoegdheid op onwettige (disproportionele) wijze uitvoert.

Slechts in de eerste twee gevallen lijkt de rechtspraak het verspreiden van de beelden voorwaardelijk te accepteren. Hier valt de rechtsgrond voor (1) het filmen en (2) het verspreiden van de beelden samen. Een bijkomend aandachtspunt is dat de Belgische rechtspraak voor een burger niet duidelijk en voorzienbaar is, des te meer in andere situaties waarbij wordt gefilmd. En het blijft hoe dan ook casuïstiek. Dit draagt niet bij tot de rechtszekerheid. De geïdentificeerde gevallen zijn in die zin beperkend dat preventief filmen, –  in de zin dat de beelden misschien voor een legitiem doeleinde zouden kunnen worden gebruikt –  niet de goedkeuring van de rechtspraak draagt. Wil het preventief filmen toelaatbaar zijn, lijkt een wetgevend initiatief aangewezen. Dit verdient ook de voorkeur in het belang van de rechtszekerheid.

Bij wijze van aanzet, en zonder volledig te willen zijn, lijken daarbij minstens de volgende aspecten het overwegen waard.

Een eerste mogelijkheid bestaat erin dat de hiervoor besproken gevallen en voorwaarden die door de rechtspraak worden ontwikkeld in een wet worden vastgelegd. Het is daarbij, als tweede mogelijkheid, niet uitgesloten dat de wetgever alleen het filmen op zichzelf toelaat, of omgekeerd, het verspreiden van beelden, uitdrukkelijk verbiedt, behalve voor de toepassing van artikel 24 WGB. Maar wat is dan de rechtvaardiging voor het louter filmen op zich? Daarbij kan de aard van de plaats waar mag worden gefilmd het aanknopingspunt zijn: (alleen) de openbare ruime of ook in publiek toegankelijk besloten plaatsen (winkel, trainstation, evenement). Een element daarbij is de redelijke privacyverwachting van de persoon die gefilmd kan worden. Daarbij moet nagedacht worden of deze verwerkingsbevoegdheid gerechtvaardigd wordt door het enkele feit dat ‘men’, en dus niet alleen de politiebeambte, zich in een openbare ruimte of publiek toegankelijk plaats bevindt. Of wordt aangenomen dat het preventief filmen gerechtvaardigd is omwille van legitieme gronden van algemeen belang, zoals ten behoeve van  het opsporen en vervolgen van strafbare feiten? De laatste lijkt op gespannen voet te staan met de Camerawet van 21 maart 2007[27] waarvoor specifieke voorwaarden en modaliteiten gelden. Deze wet laat wel het filmen preventief toe. Maar dan verwordt de smartphone tot een bewakingscamera. Willen we dat, en zo ja in welke gevallen en onder welke voorwaarden? Het preventief filmen (van politieoptreden) zal hoe dan ook de evenredigheidstoets moeten kunnen doorstaan.


[*] Ronny Saelens is expert en commissaris-onderzoeker bij het Controleorgaan op de politionele informatie en vrijwillig wetenschappelijk medewerker bij de onderzoeksgroep Law, Science, Technology and Society van de Vrije Universiteit Brussel. Deze bijdrage is ten persoonlijke titel geschreven.

[**] Dit stuk verscheen als artikel in het Tijdschrift voor Mensenrechten in maart 2022 (nr.1, pp. 11-14). Vond je het interessant en wil je nog meer lezen? Abonneer je dan op het Tijdschrift voor Mensenrechten. Het Tijdschrift voor Mensenrechten is een uitgave van de Liga voor Mensenrechten en komt vier keer per jaar uit. De redactie is autonoom.

[1] R. Saelens, “Het filmen van politiebeambten tijdens de taakuitoefening. Soms een misdrijf, soms een burgerrecht”, Vigiles 2014, 211-217.

[2] Zie voor enkele visies: E. De Raedt, P. Rosseel, B. Van Tienen (eds.), De Wet op het politieambt. Handboek van de politiefunctie en politieorganisatie, Brussel, Politeia, 2019, 447; D. Voorhoof, “Geen verbod op filmen van politieagenten”, De Juristenkrant 2018, afl. 380, 1-2; K. Lemmens, “De politie gefilmd: l’arroseur arrosé?”, RW 2014-15, 162; R. Saelens, “Ook politieambtenaren genieten tijdens het uitvoeren van hun opdrachten bescherming van hun persoonsgegevens en privacy” (noot onder HvJ 14 februari 2019, C-345/17, Sergejs Buivids), P&R 2019, 137-143.

[3] Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

[4] Zie voor een algemene bespreking van de toepassing van artikel 8 EVRM: P. De Hert Artikel 8. “Recht op privacy” in J. Vande Lanotte en Y. Haeck (ed.), Handboek EVRM. Deel 2. Artikelsgewijze commentaar, I, Antwerpen, Intersentia, 2004, 705-788. S. Gutwirth, Privacy and the information age, Lanham/Boulder/New York/Oxford, Rowman & Littefield Publ., 2002, 158p.

[5] EHRM 12 januari 2010, nr. 4158/05, Gillan en Quinton/Verenigd Koninkrijk; EHRM 28 januari 2003, nr. 44647/98, Peck/Verenigd Koninkrijk.

[6] P. De Hert, J. Van Caeneghem, “Duidelijkheid over de grenzen aan collectieve, preventieve fouilleringen en 'crime control policing' in de publieke ruimte” (noot onder 28 januari 2003), Vigiles 2012, 377-384).

[7] EHRM 28 november 2017, nr. 77838/13, Antovic en Mirkovic/Montenegro, met verwijzingen; EHRM 26 juli 2007, nr. 64209/01, Peev/Bulgarije; EHRM 27 juni 1997, nr. 20605/92, Halford/Verenigd Koninkrijk.

[8] HvJ 14 februari 2019, C-345/17, Sergejs Buivids.

[9] K. Lemmens, « De politie gefilmd: l’arroseur arrosé? », RW 2014-15, 162.

[10] EHRM 26 mei 2020, nr. 50469/14, Marina/Roemenië.

[11] Vrije vertaling van de auteur.

[12] EHRM 26 mei 2020, nr. 50469/14, Marina/Roemenië, paras. 76-77 (vrije vertaling van de auteur).

[13] Ibid, para. 75 (vrije vertaling van de auteur).

[14] EHRM 20 maart 2021, nr. 1864/18, Matalas/Griekenland; EHRM 13 oktober 2015, nr. 37428/06, Bremner/Turkije.

[15] EHRM 13 oktober 2015, nr. 37428/06, Bremner/Turkije.

[16] Ibid.

[17] Artikel 221 en 230 WGB.

[18] Artikel 39bis Wetboek van Strafvordering (Sv). Controleorgaan op de politionele informatie, Advies uit eigen beweging van 21 november 2021 met betrekking tot het filmen door burgers van politie-interventies en betreffende de bescherming van de persoonsgegevens en de privacy van politieambtenaren tegenover derden tijdens de uitvoering van hun politionele opdrachten (DD200025), www.controleorgaan.be/publicaties/adviezen-aanbevelingen.

[19] Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, Pb.L. 119, 4 mei 2016, 89-131.

[20] Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, BS 5 september 2018.

[21] Artikel. 6, 1. c) WGB en artikel 30 Sv.

[22] HvJ 14 februari 2019, C-345/17, Sergejs Buivids.

[23] Zie: R. Saelens, “Het filmen van politiebeambten tijdens de taakuitoefening. Soms een misdrijf, soms een burgerrecht”, Vigiles 2014, 211-217.

[24] Artikel 52.3 Handvest.

[25] In welk geval anderszins het wettelijk kader van het gegevensbeschermingsrecht niet van toepassing is.

[26] Corr. Brussel 28 januari 2021, onuitgegeven; Gent, 4e Kamer, 22 december 2020, inzake C.C., arrest nummer C/1527/2020, niet gepubliceerd; Corr. Gent 18 mei 2020, niet gepubliceerd; Antwerpen 19 februari 2020, Limburgs Rechtsleven 2020, afl. 4, 324; Gent 19 september 2018, P&R 2019, 37, noot R. SAELENS (“Filmen van politiebeambten en de bescherming van persoonsgegevens. Niet verboden wil niet zeggen zonder meer toegelaten”); Brussel, 10 januari 2018, niet gepubliceerd; Corr. Brugge 8 november 2016, niet gepubliceerd. Voor de casuïstiek aan de basis van deze uitspraak en later  aan het in voetnoot 65 aangestipte Gentse arrest, zie: R. SAELENS, “Het filmen van politiebeambten tijdens de taakuitoefening. Soms een misdrijf, soms een burgerrecht”, Vigiles 2014, 211-217. A contrario rechtbank Brussel 24 oktober 2019 (civiele zaak), randnummer 57. Zie ook het Controleorgaan op de politionele informatie, Advies uit eigen beweging van 21 november 2021 met betrekking tot het filmen door burgers van politie-interventies en betreffende de bescherming van de persoonsgegevens en de privacy van politieambtenaren tegenover derden tijdens de uitvoering van hun politionele opdrachten (DD200025), www.controleorgaan.be/publicaties/adviezen-aanbevelingen.

[27] Wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, BS 31 mei 2007.

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.