Het PFOS-schandaal door een mensenrechtenbril

21 december 2021

Artikel door Laurens Lavrysen [*] voor het december 2021 nummer van het Tijdschrift voor Mensenrechten. [**]

Het PFOS-schandaal is het grootste milieuschandaal uit de recente Vlaamse geschiedenis. Vaak  wordt milieuvervuiling benaderd door een milieurechtelijke bril: in welke mate is de PFOS-vervuiling in strijd met de Vlaamse milieurechtelijke regels (uitstootnormen, vergunningsplichten, enzovoort), en wie is hiervoor verantwoordelijk? Complementair hieraan kan deze problematiek echter ook door een mensenrechtenbril bekeken worden. Wanneer milieuvervuiling een negatieve impact heeft op de mens, en zeker wanneer de gezondheid van de mens in gevaar komt, rusten er immers ook mensenrechtelijke verplichtingen op de overheid om hiertegen te beschermen. In deze bijdrage wordt eerst nagegaan welke deze mensenrechtelijke verplichtingen zijn. Dit vormt de achtergrond voor het tweede deel van dit artikel, waarin het gesprek aangegaan wordt met milieuadvocaat Isabelle Larmuseau, om zo licht te werpen op de vraag of er in het PFOS-dossier ook daadwerkelijk mensenrechten werden geschonden.

Maar eerst nog even in herinnering brengen waar het hier alweer om gaat.[1] In de marge van de werken aan de Oosterweelverbinding rond Antwerpen, werd in juni 2021 publiek bekend dat de grond op de locatie waar deze werken plaatsvinden in Zwijndrecht sterk vervuild is door de stof PFOS, die daar tot 2002 door het chemiebedrijf 3M werd geproduceerd. Via de Schelde strekt deze vervuiling zich tot in Zeeland uit. PFOS is een giftige chemische stof die behoort tot de groep van de PFAS. Dit zijn chemische stoffen die niet biologisch afbreekbaar zijn en om die reden ook ‘forever chemicals’ worden genoemd. PFOS kan niet door het lichaam worden afgebroken en kan zich daardoor opstapelen in het lichaam, wat gelinkt wordt aan verschillende gezondheidsproblemen waaronder een verstoring van het immuunsysteem en de hormoonbalans, ontwikkelingsproblemen bij kinderen en verschillende kankers. Eind oktober 2021 raakten de resultaten bekend van een grootschalig bloedonderzoek van bijna 800 personen die in een straal van 3 km rond de 3M-fabriek wonen. Bij 59 % van hen werden waarden vastgesteld die aanleiding kunnen geven tot gezondheidsrisico’s op de lange termijn en bij nog eens 32 % was er sprake van waarden waarbij zulke gezondheidsrisico’s niet uit te sluiten zijn.[2]

Het PFOS-schandaal roept verontwaardiging op om verschillende redenen. Ten eerste was de chemische industrie al verschillende decennia op de hoogte van de gezondheidsrisico’s maar heeft ze dit zo lang mogelijk in de doofpot proberen steken. Ten tweede was de Vlaamse overheid al minstens sinds 2017 (en mogelijks al veel vroeger)[3] op de hoogte van de eventuele gezondheidsrisico’s ten gevolge van de PFOS-vervuiling in Zwijndrecht, maar er werd hierover niet gecommuniceerd en amper tegen opgetreden, tot burgeractivist Thomas Goorden begin 2021 de bal aan het rollen bracht. Ten derde is het risico reëel dat de Oosterweelwerken die plaatsvinden in sterk verontreinigde grond zullen leiden tot bijkomende vervuiling via water en opvliegend stof.

Het recht op een gezond leefmilieu

Wat zeggen de mensenrechten nu over milieuverontreiniging? Er wordt op dit moment op het internationaal niveau werk gemaakt van de erkenning van het recht op een gezond leefmilieu. Op 8 oktober 2021 werd een resolutie aangenomen door de VN-Mensenrechtenraad, waarin erkend wordt dat het recht op een proper, gezond en duurzaam leefmilieu een mensenrecht is.[4] Een resolutie van de VN-Mensenrechtenraad is niet juridisch bindend, al heeft ze wel een groot symbolisch belang. Het is nu de bedoeling dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties hierop verder bouwt, in de hoop dat dit uiteindelijk zal leiden tot de aanname van een juridisch bindend recht op een gezond leefmilieu op VN-niveau, bijvoorbeeld in de vorm van een specifiek VN-mensenrechtenverdrag of een optioneel protocol bij één van de reeds bestaande VN-mensenrechtenverdragen.[5] Ook in Europa zijn er discussies gaande over de juridische verankering van een mensenrecht op een gezond leefmilieu. In september 2021 nam de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa een aanbeveling aan waarin opgeroepen werd om daar werk van te maken via een protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en bij het Europees Sociaal Handvest.[6]

Het feit dat er op Europees niveau op dit moment nog geen expliciet recht op een gezond leefmilieu bestaat, betekent echter niet dat er geen enkele vorm van mensenrechtelijke erkenning van een dergelijk recht bestaat. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat toeziet op de naleving van het EVRM door de verdragsstaten, heeft immers een aanzienlijke milieurechtspraak ontwikkeld.[7] Omdat het EVRM het meest gezaghebbende mensenrechteninstrument is in de Belgische rechtsorde, zal in het vervolg van dit artikel op dit kader gefocust worden.

Het uitgangspunt van het Hof is als volgt: hoewel het EVRM geen expliciet recht op een gezond leefmilieu bevat, is het EVRM toch van toepassing op situaties waarbij milieuvervuiling een impact heeft op de in dit Verdrag verzekerde rechten.[8] In de meeste gevallen zal het Hof de zaak dan onderzoeken vanuit het oogpunt van artikel 8 EVRM, het recht op eerbiediging van het privéleven en de woning. Er zal sprake zijn van een aantasting van artikel 8 EVRM wanneer milieuvervuiling een zodanige impact heeft dat ze aanleiding kan geven tot een vermindering van de levenskwaliteit of het welzijn van de betrokken personen.[9] Wanneer de impact op de mens van levensbedreigende aard is, zal ook artikel 2 EVRM, het recht op leven, van toepassing zijn.[10] Situaties waarin er louter sprake is van schade aan de natuur zonder aantasting van enig menselijk belang, zullen dan weer niet binnen het toepassingsgebied van het EVRM vallen.[11]

Mensenrechtenverplichtingen

Dat er sprake is van een aantasting van een door het EVRM beschermd belang, volstaat op zichzelf niet om tot een schending van het mensenrecht in kwestie te besluiten. De volgende stap in de mensenrechtenanalyse is immers de vraag of de overheid haar verplichtingen om dit recht te beschermen, is nagekomen. De verplichtingen van de overheid kunnen negatief of positief van aard zijn. De negatieve verplichting houdt in dat de overheid zich moet onthouden van het zelf (of via overheidsbedrijven) blootstellen van personen aan milieuvervuiling. De positieve verplichting houdt dan weer in dat de overheid redelijke en geschikte maatregelen moet nemen om personen te beschermen tegen de problematische milieu-impact die uitgaat van de activiteiten van private actoren (zoals bedrijven).[12] In beide gevallen is de bottom line voor het Europees Hof dat er over gewaakt moet worden dat een ‘fair balance’ bewaard wordt tussen de belangen van het individu en het belang van de gemeenschap.[13]

De mensenrechten vereisen daarom dat de overheid bepaalde stappen onderneemt om te voorkomen dat mensen blootgesteld worden aan een onevenredige zware milieu-impact. Enerzijds is de overheid daarom verplicht om een milieurechtelijk kader te voorzien dat effectieve bescherming biedt tegen risico’s voor het milieu en de volksgezondheid, onder meer via een milieuvergunningsplicht en via uitstoot- en veiligheidsnormen voor gevaarlijke activiteiten.[14] Anderzijds moet de overheid er ook op het niveau van de vergunningverlening over waken dat activiteiten slechts vergund worden voor zover zij de ‘fair balance’ respecteren. Dergelijke afweging kan natuurlijk slechts gemaakt worden op basis van voldoende informatie over de milieu-impact van bepaalde activiteiten. Om deze reden is het noodzakelijk dat de overheid erover waakt dat er eerst een gepaste milieueffectenrapportering plaatsvindt.[15]

Zonder handhaving volstaan dergelijke regels natuurlijk op zichzelf niet om een onevenredige milieu-impact te voorkomen.[16] Daarom vereisen de mensenrechten ook dat overheden maatregelen nemen om toe te zien op de naleving van deze regels en om overtredingen te sanctioneren. Het Europees Hof zal oordelen tot een schending van het EVRM wanneer de overheid nalaat om afdoende op te treden tegen activiteiten die in strijd zijn met de wettelijke normen of de vergunningsvoorwaarden.[17]

Daarnaast verlenen de mensenrechten ook bepaalde procedurele rechten. Belangrijk daarbij is het recht voor burgers om informatie te verkrijgen over de milieurisico’s waaraan zij blootgesteld worden. Het Europees Hof heeft bijvoorbeeld tot een verdragsschending besloten in een zaak waarin omwonenden van een fabriek van gevaarlijke stoffen, niet geïnformeerd werden over de omvang van de risico’s en over de te nemen stappen in geval van een ongeval.[18] Ten slotte moeten personen die blootgesteld worden aan milieuvervuiling ook toegang tot justitie genieten. Artikel 13 EVRM garandeert immers het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel in geval van een vermeende schending van een door het EVRM gegarandeerd recht. Een dergelijk rechtsmiddel moet toelaten om een halt toe te roepen aan een bepaalde mensenrechtenschending – in dit geval de onevenredige impact van milieuvervuiling – en tot billijke genoegdoening te leiden wat betreft schendingen die reeds hebben plaatsgevonden.[19]

Het PFOS-schandaal als casus

Wat kan dit mensenrechtelijk kader ons nu leren over het PFOS-schandaal? Omwille van de complexiteit van het dossier is het niet zo evident om deze vraag zomaar te beantwoorden. Daarom gingen we over de verschillende mensenrechtelijke aspecten van dit dossier te rade bij milieuadvocaat Isabelle Larmuseau, die al dertig jaar actief is in het milieurecht en een uitgebreide ervaring heeft bij het juridisch begeleiden van grote projecten.[20] Larmuseau is als advocaat niet zelf betrokken bij het PFOS-dossier, maar heeft het dossier wel bijzonder grondig uitgespit. Ze is de laatste maanden uitgegroeid tot een belangrijke stem in het maatschappelijk debat over dit dossier, en heeft hierover ook als expert getuigd voor de parlementaire onderzoekscommissie PFAS-PFOS van het Vlaams Parlement.

Larmuseau: “De onderzoekscommissie is vooral opgebouwd als een ‘whodunit’, waarbij 3M de grote boosdoener is en waarbij het liefst zo weinig mogelijk over het Oosterweelproject gaat. Maar eigenlijk moet men zowel naar het verhaal van 3M als naar dat van Oosterweel kijken omdat er op beide vlakken gigantisch veel is fout gelopen.”

Vanuit mensenrechtenoogpunt moet daarbij in het achterhoofd gehouden worden dat 3M een privébedrijf is, waarbij de vraag dus vooral is of de overheid haar positieve verplichtingen is nagekomen om de mensenrechten van de betrokken personen te beschermen. De bouwheer van het Oosterweelproject is daarentegen het overheidsbedrijf Lantis (een nv van publiek recht). Als onderdeel van de overheid is Lantis gebonden door de negatieve verplichting om bij de uitvoering van dit project er zelf voor te zorgen dat personen niet blootgesteld worden aan een onevenredige aantasting van hun mensenrechten.

De milieueffectenrapportage

Een eerste fase waarin het misgelopen is, is de fase voorafgaand aan de vergunningverlening. Ter herinnering, het mensenrechtelijk kader vereist dat er een milieueffectenrapportering plaatsvindt die als basis moet dienen om op geïnformeerde wijze de ‘fair balance’ afweging te maken.

Larmuseau: “In 2020 heeft men de milieuvergunning van 3M, die in 2021 ging verstrijken, hernieuwd, zonder dat hierbij een milieueffectenrapport werd opgesteld. Onder de nieuwe regelgeving is dit een eeuwigdurende vergunning, wat dus betekent dat er ook nooit nog een milieueffectenrapport zal moeten opgesteld worden! Nochtans vereist de regelgeving dat de impact van de vergunde lozingen op grond- en oppervlaktewater, bodem en natuur had moeten nagegaan worden, net zoals de grensoverschrijdende effecten hiervan. Aangezien dit niet is gebeurd, is de vergunning van 3M dus onwettig.”

Hetzelfde geldt voor het Oosterweelproject: “Ten eerste had er voor dit project eigenlijk een ‘integraal’ milieueffectenrapport moeten opgesteld worden, waarin de milieu-impact van de totaliteit van het project in kaart gebracht wordt. Men heeft er echter voor gekozen om aan ‘salami slicing’ te doen: er worden afzonderlijke vergunningen aangevraagd voor de werken op Linkeroever, op Rechteroever en voor de Scheldetunnel. Deze verschillende onderdelen van het totaalproject worden onderworpen aan afzonderlijke milieueffectenrapportages, wat dus onwettig is.”

“Men heeft voor de vergunning van de werken op Linkeroever nagelaten om na te gaan of er sprake kan zijn van een betekenisvolle aantasting van de Europees beschermde natuur, terwijl dit de plek is met de hoogst opgetekende PFOS-grondwatervervuiling ooit (tot 1,6 miljoen nanogram PFOS per liter in plaats van de maximaal toegelaten 100 nanogram per liter). In het kader van de nochtans verplichte milieueffectenrapportage voor het totaalproject werd niet onderzocht of de bronbemaling op Linkeroever tot een verdere verspreiding van deze gigantische grondwaterverontreiniging zou kunnen leiden. Ook de impact van de lozing van het verontreinigd bemalingswater werd niet onderzocht (bij een bronbemaling wordt water opgepompt om de grondwaterspiegel te verlagen om zo bouwwerken mogelijk te maken [de auteur]). Men heeft ook een vergunning gekregen voor de constructie van een veiligheidsberm op het bedrijfsterrein van 3M, die vol verontreinigde grond gestoken wordt, zonder dat de impact hiervan op bodem, water en lucht werd onderzocht. Men ging in deze veiligheidsberm trouwens ook zwaar verontreinigde afvalhopen steken, die jarenlang ongestoord zijn blijven liggen op het bedrijfsterrein van 3M, maar men heeft daar uiteindelijk van afgezien uit angst om bewijsmateriaal lastens 3M en de overheid te vernietigen in de context van de in juni opgestarte strafrechtelijke procedure.”

De vergunningverlening

Naast de milieueffectenrapportage die de vergunningverlening in elk van zijn onderdelen verplicht moest voorafgaan, is het ook op het niveau van de vergunningverlening zelf misgelopen. Voor PFOS bestaan er op dit moment geen wettelijke normen, maar bij de vergunningverlening houdt men rekening met voorlopige toetsingswaarden. Larmuseau: “In het Weser-arrest heeft het Europees Hof van Justitie in 2015 geoordeeld dat er een verbod geldt van aanzienlijke achteruitgang van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Dat betekent dat, wanneer deze kwaliteit al heel slecht is, er eigenlijk niets meer bij mag. In Nederland heeft men dit begrepen en heeft men onmiddellijk nulemissienormen opgelegd, maar bij ons werd hier geen rekening mee gehouden bij de vergunningverlening voor 3M en Oosterweel.”

Naast de waterlozingen, is er ook het probleem van de bodemverontreiniging. “Voor het Oosterweelproject gaat men graven in een zwaar verontreinigde bodem. Om de werken toch te kunnen laten doorgaan, heeft men doelbewust een veel te soepel normenkader gemaakt, waarvan men op voorhand wist dat de gehanteerde waarden de toets aan het voorzorgsbeginsel niet konden doorstaan. Waar Nederland op basis van het voorzorgsbeginsel een veilige grens heeft gesteld op 3 microgram PFOS per kilogram droge stof, stond men voor Oosterweel grondverzet toe waarbij uitgegraven grond die tot 1.949 microgram PFOS per kilogram droge stof bevat, vrij en onafgedekt kan worden achtergelaten binnen een werkzone die de volledige Oosterweelwerf omvat. Dit terwijl zo’n grond volgens Europees recht als afvalstof op een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen of in ondergrondse rotsformaties of zoutkoepels thuishoort. Doordat de uitgegraven grond onafgedekt mag blijven liggen, kan PFOS verwaaien en zich via opvliegend stof verder verspreiden tot in de tuinen van de reeds zwaarbelaste omwonenden.”

De vergunning voor de bouw van de Scheldetunnel moet nog verleend worden. Larmuseau vraagt zich luidop af of die vergunning wel nog toegekend kan worden: “Er zullen daarvoor miljoenen kubieke meter grond moeten uitgegraven worden. Eerst dacht men dat gewoon te kunnen terugstorten in de Schelde maar dat zal nu niet meer gaan. Ook deze verontreinigde uitgegraven waterbodem zal moeten worden geborgen op een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen. Dat is een gigantisch dure operatie waarvan men de maatschappelijke kosten en baten op voorhand moest onderzoeken, voor men ooit de keuze kon maken voor dit Oosterweeltracé. En bestaat er voor deze grond wel een stortplaats met voldoende capaciteit? Er zal ook voor dit onderdeel van het Oosterweelproject een bronbemaling moeten plaatsvinden. Ook dit bemalingswater zal in de Schelde worden geloosd. Welke lozingsnorm zal men hiervoor bepalen? Welke lozingsnorm zal Nederland aanvaarden? Bestaat er een waterzuiveringsinstallatie om van 1,6 miljoen nanogram PFOS per liter naar quasi nul te gaan? Het ziet er steeds meer naar uit dat de aannemer in de onmogelijkheid verkeert om binnen deze context ooit nog een wettige vergunning voor de bouw van de Scheldetunnel verleend te krijgen. De zoveelste herbevestiging van het feit dat men de aanleg van Oosterweel niet mocht starten vooraleer de milieueffectrapportage en de maatschappelijke kosten-batenanalyse voor het integrale Oosterweelproject, inclusief de uitvoering ervan, voorhanden was.”

Maar hoe zit dat, vanuit mensenrechtelijk oogpunt, dan met die ‘fair balance’? De mensenrechten laten immers een bepaalde afweging toe tussen de impact op de mensenrechten en het algemeen belang. In het Hatton-arrest moest het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich bijvoorbeeld uitspreken over de toename van nachtvluchten op de luchthaven van Heathrow. Rekening houdende met het feit dat er voorafgaandelijk grondig onderzoek was gevoerd naar de impact op de omwonenden, kon de Britse overheid volgens het Hof oordelen dat impact op de nachtrust van de omwonenden gerechtvaardigd was in het licht van het economisch belang dat van de nachtvluchten uitging.[21] In het geval van Oosterweel is er volgens Larmuseau echter “geen sprake meer van een ‘fair balance’ omdat de impact van het project op de gezondheid van tienduizenden omwonenden onevenredig groot is. De eerste resultaten van het bloedonderzoek bij de inwoners van Zwijndrecht maken dit reeds duidelijk: alle gezondheidsgebruiksruimte in deze omgeving is opgebruikt, er kan niets meer bij. Om die reden heeft de omgevingsminister eind oktober de emissies in de lucht van 3M een halt toegeroepen en dringt eenzelfde scenario zich nu ook op voor Oosterweel. Een dergelijke grootschalige en onomkeerbare gezondheidsimpact kan je onmogelijk vergelijken met geluidshinder bij een luchthaven.”

Monitoring en handhaving

Wat 3M betreft, is het ook op het vlak van de monitoring en de handhaving volledig misgelopen. “De Europese Richtlijn Industriële Emissies vereist dat er minstens één keer per jaar een inspectie moet plaatsvinden van installaties zoals 3M. Als men een ernstige inbreuk op vergunningsvoorwaarden vaststelt, moet men binnen de zes maanden een extra inspectiebezoek ter plaatse organiseren. Maar 3M kon jarenlang ongestoord het te weinig gezuiverde bedrijfsafvalwater samen met het te weinig gezuiverde afvalwater van de veel te beperkte grondwatersanering, lozen in de Schelde. Het gaat hier om PFOS-concentraties die veel hoger liggen dan de op zich reeds veel te milde lozingsnormen die voor PFOS en PFAS werden opgelegd in de vergunning. Voor de voortdurende niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden hebben ze slechts éénmaal een boete gekregen (van 7200 euro, in december 2020, [de auteur]). Voor de rest is er geen sprake geweest van handhaving.”

Van bij het uitbreken van het PFOS-schandaal beroept de overheid zich op het excuus dat er sprake zou zijn van ‘voortschrijdend inzicht’, dat men lang niet wist hoe schadelijk deze stoffen waren. Het mensenrechtelijk kader laat daar ook enige ruimte toe: de naleving van mensenrechtelijke verplichtingen moet immers beoordeeld worden vanuit het oogpunt van de vraag of de overheid op de hoogte was of had moeten zijn van de gevaren, rekening houdende met de stand van de wetenschappelijke kennis hierover op dat moment. In de context van asbest, in het Brincat-arrest, onderzocht maar verwierp het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bijvoorbeeld het argument van ‘voortschrijdend inzicht’. Volgens het Hof hadden de Maltese autoriteiten minstens vanaf de jaren ’70 al moeten weten dat zij beschermende maatregelen tegen asbest moesten nemen, terwijl zij pas in 2003 echt in actie schoten.[22]

Volgens Larmuseau gaat het argument van ‘voortschrijdend inzicht’ evenmin op in de context van het PFOS-schandaal: "Sinds 2008 weet de overheid dat het grondwater in een woonwijk in Zwijndrecht, de Neerstraat, niet langer mocht worden gebruikt, maar men liet na om dit aan de inwoners mee te delen. In 2017 was men op de hoogte van het wetenschappelijk onderzoek dat het Nederlandse expertisecentrum PFAS in februari-mei 2017 uitvoerde naar de PFAS-emissies via de lucht afkomstig van de Chemours-fabriek in Dordrecht, wat meteen de grondwaterverontreiniging verklaarde die kilometers ver van de Chemours-fabriek werd vastgesteld. Toch bleef OVAM (de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij [de auteur]) in 2017 verwijzen naar de resultaten van welgeteld één bodemstaal in Zwijndrecht, dat ruim tien jaar oud was en een waarde aangaf van 22 microgram PFOS per kilo droge stof.”

“Ook Lantis hield de veel hogere meetresultaten uit de Oosterweelwerfzone voor zich en vroeg aan toxicoloog Jan Tytgat – een toxicoloog die, anders dan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), geenszins gespecialiseerd is in PFAS – om in een rapport een maximumwaarde voor PFOS te bepalen. De wetenschappelijke onderbouwing van de door Tytgat genoemde maximumwaarde van 100 microgram per kilo droge stof, die pas na diverse trial-and-error-tekstversies werd vastgelegd, werd pijnlijk onderuit gehaald op de hoorzitting van 29 oktober 2021 van de Parlementaire Onderzoekscommissie PFAS-PFOS. Tot op vandaag weet men in Vlaanderen nog steeds niet hoe ver de PFOS-verontreiniging in de bodem en het grondwater nu precies reikt. In Nederland duurde het amper enkele weken om de verontreinigingspluim van de Chemours-fabriek in kaart te brengen en een verontreinigingscontour van 50 kilometer rondom de fabriek af te bakenen. Het recente advies van de Nederlandse toxicoloog Jacob de Boer om een bloed- en bodemonderzoek uit te voeren in de stad Antwerpen, omdat dit gebied ingevolge de overwegende zuidwestenwind mogelijk zwaarst getroffen is, lijkt in dovemansoren te zijn gevallen. Dergelijke feitencontext voorstellen als ‘voortschrijdend inzicht’ is de waarheid geweld aandoen.”

Milieu-informatie

Het mensenrechtelijk kader vereist dat men toegang tot milieu-informatie beschikbaar maakt aan personen wiens mensenrechten door vervuiling aangetast worden. Artikel 5 van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden voorziet duidelijk in een actieve verplichting voor de overheid om milieu-informatie zowel te verzamelen als te verspreiden. Actief betekent dat deze verplichting dus niet louter geldt wanneer een burger toegang tot dergelijke informatie verzoekt. Volgens Larmuseau had de beschikbare informatie over de vervuiling van 3M ook openbaar gemaakt moeten worden op basis van Europese regelgeving: “De Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE) vereist niet enkel regelmatige inspecties, maar vereist ook dat het verslag van een inspectiebezoek, binnen de vier maanden nadat het bezoek ter plaatse heeft plaatsgevonden, openbaar wordt gemaakt. De RIE-Richtlijn eist bovendien een terbeschikkingstelling via het internet van de inhoud van de vergunningsbesluiten en desgevallend ook van emissiegegevens. Ondanks de niet mis te verstane inhoud van deze Europese regelgeving heeft men in Vlaanderen onder druk van de bedrijfswereld afgezien van de oprichting van zo’n digitaal loket.”

Daarnaast is er ook nog het verhaal van de blanco-bodemattesten die door de OVAM aan omwonenden in Zwijndrecht werden afgeleverd. “Eigenlijk is de term ‘blanco-bodemattest’ op zich al misleidend: het betekent niet dat er geen verontreiniging aanwezig is, enkel dat er hierover geen informatie in het grondeninformatieregister beschikbaar is. Hoe het komt dat de in 2008 vastgestelde grondwaterverontreiniging en onbruikbaarheid van het putwater in de Neerstraat in Zwijndrecht op geen enkel moment tot een gebruiksadvies heeft geleid, is onduidelijk. Sowieso geldt dat, als de overheid weet heeft van een problematiek, ook als die niet blijkt uit de officiële data in het grondeninformatieregister, zij haar burgers moet informeren.”

Toegang tot justitie

Wat kunnen de personen die getroffen zijn door de milieuvervuiling nu aanvangen? Larmuseau wijst op de mogelijkheden van onder meer de milieustakingsvordering en de klacht met burgerlijke partijstelling: “Het burgerinitiatief Grondrecht en Thomas Goorden hebben samen met Greenpeace een milieustakingsprocedure opgestart. Grondrecht vraagt aan de rechter dat de maatregelen die de Grondverzetcommissie (een expertencommissie die zich boog over de omgang met vervuilde grond in de context van Oosterweel, [de auteur]) in juli heeft aanbevolen, verplicht opgelegd worden aan Lantis. Nu de zaak pas op 25 november voor de milieustakingsrechter wordt gepleit, valt niet uit te sluiten dat de vordering nog wordt bijgesteld en dat alsnog de stillegging van de Oosterweelwerken wordt gevraagd. De rechter moet zich trouwens op basis van artikel 159 van de Grondwet ook ambtshalve buigen over de wettigheid van de omgevingsvergunningen die aan Lantis en aan 3M zijn verleend, zeker nu Lantis zelf 3M bij de milieustakingsvordering heeft betrokken. Alleen reeds op basis van de vele onregelmatigheden op het vlak van de milieueffectenrapportage, de habitattoets en de watertoets, zou de rechter tot de conclusie moeten komen dat de vergunningen van Lantis en 3M buiten toepassing moeten worden gelaten.”

“Omdat er in dit dossier ook heel wat strafbare feiten zijn gepleegd, is de beste optie voor omwonenden om een strafprocedure op te starten via een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter. Daar is in dit stadium niet eens een advocaat voor nodig. Het gerechtelijk onderzoek is bovendien reeds enkele maanden aan de gang. Het wordt gevoerd door het Openbaar Ministerie en de federale gerechtelijke politie, gespecialiseerd in milieurecht. Daarbij komen onder meer de strafrechtelijk gesanctioneerde inbreuken op de milieuzorgplicht en de afvalverwijderingsplicht in beeld. Het is nu al duidelijk dat 3M zich illegaal van afvalstoffen heeft ontdaan, door de illegale emissies van PFAS in de lucht, door de illegale immissies van PFAS in de bodem en het grondwater, door de overschrijdingen van lozingsnormen voor PFAS in het oppervlaktewater en door het laten uitrijden van met PFAS verontreinigd waterzuiveringsslib als bodemverbeterend middel in de landbouw. De afvalverwijderingsplicht geldt niet enkel voor zij die afvalstoffen hebben achtergelaten, in dit geval 3M, maar ook voor zij die hebben verzuimd om deze afvalstoffen te verwijderen. Dit betekent dat ook Lantis strafrechtelijk aansprakelijk is, nu zij de met PFAS verontreinigde bodem hebben uitgegraven, zonder deze uitgegraven bodem als gevaarlijke afvalstof te verwijderen. Als de strafrechter deze strafbare feiten bewezen acht, kunnen de omwonenden een vergoeding toegekend krijgen voor de hierdoor geleden schade.”

Conclusie

Op basis van het mensenrechtenkader, kan men niet anders dan besluiten dat er in het PFOS-schandaal sprake lijkt te zijn van verschillende mensenrechtenschendingen: op niveau van de milieueffectenrapportage, de vergunningverlening, de monitoring, de handhaving en de transparantie inzake milieu-informatie. Men krijgt het onthutsende beeld dat de overheid jarenlang heeft weggekeken van de vergiftiging van de omwonenden in de hoop er het Oosterweelproject zo vlot mogelijk door te krijgen. Gezien de impact op de gezondheid van de omwonenden, in Zwijndrecht maar mogelijk ook op de half miljoen Antwerpenaren aan de overkant van de Schelde, staan de mensenrechtelijke alarmknoppen op rood. Nu moet dringend de pauzeknop ingedrukt worden om eerst de volledige schaal van de vervuiling en gezondheidsimpact in kaart te brengen. Enkel dan kan men op een geïnformeerde wijze de vereiste afweging maken tussen de mensenrechten van de betrokkenen en het belang van de realisatie van dit infrastructuurproject. Vanuit het oogpunt van de mensenrechten kan men zich alleszins de vraag stellen of het Oosterweelproject er in de huidige vorm wel kan komen, zonder aanzienlijke aanpassingen om een disproportionele impact op de mens te vermijden, voor zover dat al mogelijk is. Ten slotte kan men alleen maar hopen dat de parlementaire onderzoekscommissie sterke lessen trekt uit dit schandaal, om naar de toekomst toe het recht op gezondheid en op toegang tot milieu-informatie van onze bevolking beter te beschermen.


p>[*] Laurens Lavrysen is vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Gent (Human Rights Centre) en Juridisch medewerker bij het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens. De auteur schreef deze bijdrage in eigen naam.

[**] Dit stuk verscheen als artikel in het Tijdschrift voor Mensenrechten in december 2021 (nr.4, pp. 4-10). Vond je het interessant en wil je nog meer lezen? Abonneer je dan op het Tijdschrift voor Mensenrechten. Het Tijdschrift voor Mensenrechten is een uitgave van de Liga voor Mensenrechten en komt vier keer per jaar uit. De redactie is autonoom.

[1] Zie ook het uitgebreide dossier op www.vrt.be/vrtnws/nl/dossiers/2021/06/pfos-vervuiling-zwijndrecht/.

[2] X., “Te veel PFOS in het bloed in Zwijndrecht: minister Demir dreigt met stilleggen 3M”, 26 oktober 2021, www.knack.be.

[3] Al sinds 2004 voert de Universiteit Antwerpen immers onderzoek naar deze vervuiling.

[4] VN-Mensenrechtenraad, 8 oktober 2021, resolutie 48/13, The human right to a clean, healthy and sustainable environment, UN Doc. A/HRC/RES/48/13.

[5] Voor een discussie van de opties, zie bijv. Special Rapporteur on the issue of human rights obligations relating to the enjoyment of a safe, clean, healthy and sustainable environment, 19 juli 2018, Rapport aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, UN Doc. A/73/188.

[6] Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, 29 september 2021, Aanbeveling 2211(2021), Anchoring the right to a healthy environment: need for enhanced action by the Council of Europe.

[7] Zie meer uitgebreid EHRM, Factsheet over “Environment and the European Convention on Human Rights”, www.echr.coe.int.

[8] Zie bijv. EHRM (Grote Kamer), 8 juli 2003, Hatton e.a. t. het Verenigd Koninkrijk, nr. 36022/97, para. 96.

[9] EHRM, 9 juni 2005, Fadeyeva t. Rusland, nr. 55723/00, para. 88.

[10] Zie bijv. EHRM (Grand Chamber), 30 November 2004, Öneryildiz t. Turkije, nr. 48939/99, para. 71.

[11] Zie bijv. EHRM, 22 mei 2003, Kyrtatos t. Griekenland, nr. 41666/98, para. 52.

[12] Volgens de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UN Doc. A/HRC/17/31, aangenomen op 16 juni 2011 door resolutie 17/4 van de VN-Mensenrechtenraad) hebben bedrijven zelf ook de verantwoordelijkheid om mensenrechten na te leven. De ultieme verantwoordelijkheid om mensenrechten te beschermen tegen bedrijven en om burgers toegang te geven tot juridische procedures om hun rechten tegen bedrijven af te dwingen, ligt wel nog steeds bij de overheid.

[13] EHRM (Grote Kamer), 8 juli 2003, Hatton e.a. t. het Verenigd Koninkrijk, nr. 36022/97, para. 98.

[14] EHRM, 27 januari 2009, Tătar t. Roemenië, nr. 67021/01, para. 88.

[15] EHRM (Grote Kamer), 8 juli 2003, Hatton e.a. t. het Verenigd Koninkrijk, nr. 36022/97, para. 98.

[16] EHRM, 16 november 2004, Moreno Gómez t. Spanje, nr. 4143/02, para. 23.

[17] Zie bijv. EHRM, 10 november 2004, Taşkin t. Turkije, nr. 46117/99.

[18] EHRM, 19 februari 1998, Guerra e.a. t. Italië, nr. 14967/89, para. 60.

[19] Over de vereisten van artikel 13 EVRM, zie EHRM, “Guide on Article 13 of the European Convention on Human Rights”, www.echr.coe.int. Voor een toepassing in milieuzaken, zie bijvoorbeeld EHRM, 28 februari 2012, Kolyadenko e.a. t. Rusland, nr. 17423/05.

[20] Het interview vond plaats op 5 november 2021.

[21] EHRM (Grote Kamer), 8 juli 2003, Hatton e.a. t. het Verenigd Koninkrijk, nr. 36022/97.

[22] EHRM, 24 juli 2014, Brincat e.a. t. Malta, nr. 60908/11.

Deel dit artikel

   

Tags:

TVMR

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.