Internationaal optreden tegen geweld in Libië

19 maart 2011

Het regime van Moammar Kadhafi maakte zich jarenlang schuldig aan zware mensenrechtenschendingen. Verregaande beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, willekeurige aanhoudingen, martelingen.

Het regime van Moammar Kadhafi maakte zich jarenlang schuldig aan zware mensenrechtenschendingen. Verregaande beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, willekeurige aanhoudingen, martelingen, buitengerechtelijke executies en het uitvoeren van de doodstraf voor politieke en economische misdrijven waren schering en inslag in Libië. Toch was het land de laatste jaren geen paria meer in de internationale gemeenschap: Libië was voorzitter van de Afrikaanse Unie in 2009 en werd in 2010 lid van de VN-Mensenrechtenraad (met de steun van onder andere België). Ook de Europese Unie onderhield goede handelsrelaties met Libië. Buiten mensenrechtenorganisaties lag dus niemand echt wakker van de mensenrechtensituatie in het land. De Belgische wapenfabriek FN Herstal leverde in 2009 zelfs nog wapens en munitie aan de Libische regering, zonder dat hierbij al te veel vragen werden gesteld.

In februari 2011 kwam de Libische bevolking, in navolging van de Tunesiërs en de Egyptenaren, in opstand tegen de onderdrukking door Kadhafi. Het Libische regime trad hard op tegen de betogers. Op enkele weken tijd vielen er duizenden doden. De internationale gemeenschap reageerde met een wapenembargo en bevroor de financiële middelen van het regime. Kadhafi werd doorverwezen naar het Internationaal Strafhof in Den Haag en de Algemene Vergadering van de VN schorste Libië als lid van de Mensenrechtenraad. Uiteindelijk stemde de VN-Veiligheidsraad resolutie 1973, die een no-fly zone oplegt en staten toelaat om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de burgerbevolking te beschermen. De resolutie verbiedt het gebruik van buitenlandse bezettingstroepen en specifieert dat de no-fly zone niet van toepassing is voor humanitaire vluchten. Op 19 maart 2011 ging de militaire operatie van start. Sinds die dag bombarderen buitenlandse troepen, ook Belgische, gronddoelen in Libië.

Ondertussen heeft de internationale gemeenschap haar 'responsibility to protect' opgenomen. Volgens deze doctrine komt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van een bevolking bij de internationale gemeenschap te liggen, wanneer een staat er zelf niet in slaagt om genocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid of ethnische zuivering te voorkomen. Wanneer de vreedzame bijstand van de internationale gemeenschap niets uithaalt, verschuift de 'responsibility to protect' van de soevereine staat naar de internationale gemeenschap.

Er gaan echter ook stemmen op die vrezen dat de militaire operatie in Libië lang zal blijven aanslepen. Wat als Kadhafi niet wijkt? Nu al dreigt er een humanitaire ramp in en rond Libië. Meer dan 200 000 vluchtelingen hebben de grenzen met één van de buurlanden van Libië moeten oversteken. Deze mensen hebben dringend humanitaire hulp nodig. NGO's en internationale organisaties krijgen erg moeilijk toegang tot de gebieden in Libië waar gevochten wordt.

En wat als Kadhafi wél vertrekt? Dan eindigt het recht van de internationale gemeenschap om militair tussen te komen in Libië. Het is dan aan de Libiërs zelf om vrije verkiezingen te organiseren en hun land op te bouwen, met de steun van de Arabische buurlanden en de rest van de internationale gemeenschap. Het Internationaal Strafhof opende al een onderzoek naar de situatie in Libië. Kadhafi zal verantwoording moeten afleggen voor zijn daden.

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.