Omzendbrief verruimde minnelijke schikking ontsnapt aan het oordeel van de Raad van State

20 december 2013

De Raad van State verwerpt het vernietigingsverzoek dat de Liga voor Mensenrechten tegen de gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal met betrekking tot de verruimde minnelijke schikking inzake strafzaken instelde. Zonder evenwel in te gaan op de grond van de zaak oordeelde de Raad niet bevoegd te zijn om kennis te nemen van de gemeenschappelijke omzendbrief en wijst op de mogelijkheid om Cassatie aan te tekenen tegen haar beslissing. De Liga onderzoekt de mogelijkheid om de omzendbrief alsnog voor het Hof van Cassatie aan te vechten.

In de bestreden gemeenschappelijke omzendbrief geven de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal, magistraten van het Openbaar Ministerie (OM) instructies over het toepassen van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering, waarin op 14 april en 11 juli 2011 de minnelijke schikking in strafzaken wettelijk wordt geregeld. Het OM kreeg hierdoor het alleenrecht om wat voor reden dan ook minnelijke schikkingen voor te stellen voor misdrijven waarop tot 20 jaar cel staat. Aldus vlijt het OM zich neer op de stoel van de strafrechter en neemt diens rechtsprekende functie over. Een ongeziene aantasting van het grondwettelijk beginsel van de onafhankelijkheid van de rechter. Doordat het OM eigenhandig en binnenskamers over de opportuniteit en de hoogte van de geldboete beslist, loeren willekeur en klassenjustitie om de hoek.

Het arrest van de Raad beperkt zich tot een beoordeling van de hoedanigheid van het college van procureurs-generaal, als lid van de rechterlijke dan wel uitvoerende macht. Naar het oordeel van de Raad is de betwiste omzendbrief een handeling van een orgaan van de rechterlijke macht. Wanneer het Openbaar Ministerie handelingen stelt in de uitoefening van de rechterlijke macht, zijn deze niet administratief van aard. De Raad van State herleidt - volgens ons ten onrechte - de rol van de Minister van Justitie tot een loutere medewerking aan de uitoefening van de rechterlijke macht. De omzendbrief ontsnapt aldus aan de bevoegdheid van de Raad van State. 

De Liga betreurt de beslissing maar ziet hierin alsnog geen definitieve nederlaag. De meningen over onder welke macht de procureurs-generaal ressorteren, zijn al decennia lang verdeeld. De Raad van State oordeelt in deze zaak dat de procureurs-generaal tot de rechterlijke macht behoren. Het stemt ons hoopvol dat de Raad de deur naar Cassatie openzet. De actualiteit, waarin minnelijke schikkingen schering en inslag lijken in grote fraudezaken, toont de maatschappelijke relevantie van deze materie. We onderzoeken dan ook de mogelijkheid om de omzendbrief alsnog voor het Hof van Cassatie te brengen. 

De Liga vindt dat het niet toekomt aan een minister of een College van procureurs-generaal om in de plaats van het parlement aan te duiden welke misdrijven voor een minnelijke schikking in aanmerking komen. Het is een slechte manier om justitie naar de 21steeeuw te tillen en om het vertrouwen van het publiek in het gerecht te herstellen. Dat vertrouwen zal er niet komen zolang niet wordt uitgegaan van rechtsgelijkheid en onafhankelijkheid van de rechter. 

Deel dit artikel

   

Download:

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.