Veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar of minder. Wat zal er met mij gebeuren?

10 januari 2023

Dit is een artikel van het tijdschrift FATIK #176, meer over detentie kunt je hier vinden: https://mensenrechten.be/pagina/liga-tijdschriften

 

De wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden regelt de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen. Tot dusver gold zij alleen voor de tenuitvoerlegging van veroordelingen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt (ongeacht of het gaat om één enkele veroordeling waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt, dan wel om verscheidene veroordelingen van minder dan drie jaar waarvan het uitvoerbaar gedeelte gecumuleerd de drempel van drie jaar overschrijdt). Voor de tenuitvoerlegging van straffen van meer dan drie jaar is de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) bevoegd om de verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten (elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling, invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied, enz.) toe te kennen. Deze rechtbank bestaat uit de strafuitvoeringsrechter en twee assessoren, waarvan de ene is gespecialiseerd in sociale re-integratie en de andere in penitentiaire zaken.

Deze bijdrage behandelt uitsluitend de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten door de strafuitvoeringsrechter (hierna: SUR) aan veroordeelden tot vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte drie jaar niet overschrijdt.[3] De regeling die van toepassing is op de strafuitvoeringsmodaliteiten toegekend door de strafuitvoeringsrechtbank aan veroordeelden tot vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt, of voor wat betreft de strafuitvoeringsmodaliteiten waarvoor een identieke regeling geldt ongeacht de duur van de vrijheidsstraf (uitgaansvergunning, penitentiair verlof, de voorlopige invrijheidsstelling om medische redenen, etc.), wordt niet besproken in deze tekst.

Voor de toepasselijke regeling op de uitvoering van vrijheidsstraffen tot en met drie jaar moest (bij gebrek aan inwerkingtreding van de wet) worden teruggegrepen naar verschillende ministeriële omzendbrieven. Deze administratieve regeling wordt in deze bijdrage niet besproken. Het volstaat eraan te herinneren dat deze regeling bepaalt dat veroordeelden tot vrijheidsstraffen van ten hoogste drie jaar slechts een betrekkelijk relatief kort deel van hun straf uitzitten alvorens quasi-automatisch voorlopig in vrijheid te worden gesteld (“VLV”) (uitgezonderd de veroordeelden tot seksuele misdrijven of terrorisme, waarvoor deze invrijheidstelling slechts na een specifieke procedure kan worden verleend). Het deel van de straf dat moet worden uitgezeten vóór de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt in beginsel onder elektronisch toezicht uitgezeten indien aan de toepasselijke voorwaarden is voldaan (het hebben van een verblijfsvergunning, een woonplaats, enz.).

Dit is nu, gedeeltelijk, veranderd.

Is het regime van de wet van 17 mei 2006 integraal van toepassing vanaf 1 september 2022?

De nieuwe regeling zal van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten die zijn uitgesproken vanaf 1 september 2022, voor straffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan twee jaar en minder dan of gelijk aan drie jaar bedraagt, en vanaf 1 september 2023, voor straffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte twee jaar of minder bedraagt. Intussen blijft de uitvoering van deze laatste straffen geregeld door de administratieve regeling die zit vervat in de ministeriële omzendbrieven.

In deze bijdrage beperken wij ons tot de wettelijke regeling zoals die vanaf 1 september 2023 (onder voorbehoud van uitstel van inwerkingtreding) van toepassing zal zijn op alle vrijheidsstraffen van ten hoogste drie jaar. Het moet worden benadrukt dat deze regeling het voorwerp is geweest van een omzendbrief van het College van procureurs-generaal[4] en van een collectieve brief van DG EPI[5].

Wie is bevoegd voor de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten aan veroordeelden tot een vrijheidsstraf met een uitvoerbaar gedeelte van ten hoogste drie jaar?

Voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen tot en met drie jaar is alleen de SUR bevoegd om de verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten toe te kennen.

Er moet evenwel aan worden herinnerd dat de SUR bijzondere bevoegdheden heeft ten aanzien van alle veroordeelden (o.m. het verlenen van de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen). Bovendien worden bepaalde strafuitvoeringsmodaliteiten door de uitvoerende macht en niet door de rechterlijke macht toegekend (o.m. de uitgaansvergunning, het penitentiair verlof, de strafonderbreking, de plaatsing in een transitiehuis, enz.) Aangezien de toekenningsvoorwaarden en de procedure voor deze strafuitvoeringsmodaliteiten voor alle veroordeelden identiek zijn, ongeacht de duur van hun straf(fen), worden ze niet in deze bijdrage behandeld.

Welke strafuitvoeringsmodaliteiten kunnen bij de SUR worden aangevraagd?

Aan veroordeelden tot een effectieve vrijheidsstraf van in totaal maximaal drie jaar kunnen door de SUR precies dezelfde strafuitvoeringsmodaliteiten worden toegekend als dewelke de SURB reeds kan toekennen aan personen die tot meer dan drie jaar effectief vrijheidsstraf zijn veroordeeld, m.n. de beperkte detentie, het elektronisch toezicht, de voorwaardelijke invrijheidstelling of de invrijheidstelling met het oog op verwijdering of overlevering.

De duur van het elektronisch toezicht of de beperkte detentie is in beginsel gelijk aan de restant van de nog uit te zitten straf, zij het dat de veroordeelde om de voorwaardelijke invrijheidstelling of vrijlating met het oog op verwijdering of overlevering kan verzoeken van zodra hij voldoet aan de tijdsvoorwaarden voor de toekenning ervan. Dat laatste gaat gepaard met een "proeftijd" die eveneens overeenkomt met het resterende deel van de straf, zij het met een minimum van één jaar.

Aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten door de SUR?

Alvorens een strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen, gaat de SUR na of de veroordeelde aan de tijdsvoorwaarden voldoet en of er in zijn dossier geen contra-indicaties zijn waaraan niet door het opleggen van voorwaarden zou kunnen worden voldaan.

Wat de tijdsvoorwaarden betreft kunnen de beperkte detentie en het elektronisch toezicht ten vroegste zes maanden vóór de datum waarop men in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegekend. Voorwaardelijke invrijheidstelling en invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of overlevering kunnen al na één derde van de straf worden toegekend, zonder dat de wet hier enig onderscheid maakt op basis van een eventueel wettelijk recidive. Het moet echter worden opgemerkt dat de aanvragen voor deze strafuitvoeringsmodaliteiten reeds kunnen worden ingediend voordat de veroordeelde de tijdsvoorwaarde heeft bereikt: zo kan vier maanden voor het verstrijken van bovenvermelde termijn de beperkte detentie en het elektronisch toezicht worden aangevraagd, en kan een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling of invrijheidstelling met het oog op verwijdering of overlevering zes maanden voor de toelaatbaarheidsdatum worden ingediend.

Moet men noodzakelijk langs de gevangenispoorten passeren alvorens een strafuitvoeringsmodaliteit bij de SUR kan worden aangevraagd?

In beginsel is iedereen die tot een vrijheidsstraf is veroordeeld gedetineerd en moet hij dus de strafuitvoeringsmodaliteit vanuit de gevangenis aanvragen (zie vraag 6).

Er bestaat echter een uitzondering op deze regel: de zogenaamde procedure “vanuit vrijheid” (zie vraag 7). Sommige veroordeelden kunnen de SUR verzoeken om de beperkte detentie en het elektronisch toezicht toe te kennen alvorens zij worden gedetineerd. In afwachting van de beslissing van de SUR wordt hen dan een opschorting van de tenuitvoerlegging van hun straf toegekend. Er moet echter aan drie cumulatieve voorwaarden worden voldaan om een strafuitvoeringsmodaliteit via deze procedure “vanuit vrijheid” aan te vragen.

Ten eerste moet de veroordeelde zich onmiddellijk bevinden in de tijdsvoorwaarde voor de toekenning van beperkte detentie of het elektronisch toezicht, i.e. maximaal zes maanden voor het tijdstip waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegekend. Gelet op de tijdsvoorwaarden voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling (i.e. één derde van zijn of haar straf hebben uitgezeten), betreft dit in feite alle personen die zijn veroordeeld tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het totale uitvoerbare gedeelte niet meer dan achttien maanden bedraagt (of zelfs degenen die tot langere straffen zijn veroordeeld, maar die vóór hun invrijheidstelling enkele weken of maanden voorlopige hechtenis zouden hebben ondergaan en die, met aftrek van het eerder uitgezeten voorarrest, nog maximaal zes maanden zouden moeten uitzitten om voorwaardelijk in vrijheid te kunnen worden gesteld).

Ten tweede moet de veroordeelde zich spontaan bij de gevangenis melden binnen de termijn die is bepaald in het gevangenisbriefje (gewoonlijk vijf werkdagen) dat hij of zij na de in kracht van gewijsde gegane veroordeling ontvangt.

Ten derde mag de veroordeelde niet zijn veroordeeld voor seksuele of terroristische misdrijven.

Welke procedure moet worden gevolgd voor de aanvraag van een strafuitvoeringsmodaliteit bij de SUR indien men van zijn vrijheid is beroofd?

Van zodra de vrijheidsstraf definitief is, wordt de veroordeelde van zijn vrijheid beroofd en moet hij wachten tot het tijdstip waarop hij een geldige aanvraag kan indienen (met dien verstande dat deze aanvraag kan worden ingediend vooraleer de tijdsvoorwaarde is bereikt: zie vraag 4 hierboven). Het verzoek moet worden ingediend bij de griffie van gevangenis, die het vervolgens overmaakt aan de griffie van de SUR.

De directeur hoort vervolgens de veroordeelde, stelt een advies op en stelt een dossier samen dat dezelfde documenten bevat als in de gebruikelijke procedure voor de SURB (i.e. een kopie van het gevangenisregister, een kopie van de vonnissen en arresten, een feitenrelaas, een uittreksel uit het strafregister, de datum waarop de betrokkene in aanmerking komt voor de strafuitvoeringsmodaliteit, het advies van de directeur en, in voorkomend geval, het met redenen omklede advies van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostiek van zedendelinquenten of in problemen gerelateerd aan terrorisme en gewelddadig extremisme, en de memorie van de veroordeelde of zijn raadsman). Het advies van de procureur des Konings is, anders dan bij straffen van meer dan drie jaar, niet in alle gevallen verplicht. COL 06/2022 bepaalt dat het Openbaar Ministerie een advies moet uitbrengen in de volgende gevallen: bij effectieve vrijheidsstraffen van meer dan 18 maanden, bij vrijheidsstraffen van 18 maanden of minder voor bepaalde strafbare feiten (terrorisme, doodslag door verkeersongeval, gijzeling, foltering, onmenselijke behandeling, seksuele misdrijven, misdrijven i.v.m. een criminele organisatie, huiselijk geweld en kindermishandeling), veroordelingen tot een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, veroordelingen waarbij sprake is van recidive en procedures tot wijziging van een verblijfsverbod. Ook zal een schriftelijk advies worden uitgebracht wanneer de SUR besluit om een hoorzitting te organiseren.

Welke procedure moet worden gevolgd voor de aanvraag van een strafuitvoeringsmodaliteit bij de SUR indien men niet van zijn vrijheid is beroofd?

De veroordeelde die voor de zogenaamde procedure “vanuit vrijheid” (supra, vraag 5) in aanmerking komt, moet eerst naar de griffie van de gevangenis. Hij wordt dan administratief ingeschreven in de gevangenis en geïnformeerd over zijn rechten. Hij kan onmiddellijk elektronisch toezicht of beperkte detentie aanvragen. De griffie stuurt het schriftelijk verzoek door naar de griffie van de SURB en het Openbaar Ministerie.

De veroordeelde krijgt dan een automatische opschorting van de tenuitvoerlegging van zijn straf, in afwachting van de beslissing van de SUR.

De veroordeelde beschikt vervolgens over vijftien werkdagen om zijn verzoek nader in te vullen en bij de griffie van de SURB een dossier in te dienen met de relevante elementen. Concreet zal hij, indien hij om elektronisch toezicht verzoekt, informatie moeten verstrekken over de dagbesteding, over de plaats waar het elektronisch toezicht zal plaatsvinden en over de instemming van de volwassen samenwonenden van die plaats. Indien het een verzoek om beperkte detentie betreft, moet informatie worden verstrekt over de professionele, opleidings- of familiale belangen die zijn aanwezigheid buiten de gevangenis vereisen.

Hij moet ook de elementen verstrekken aan de hand waarvan de SUR eventuele contra-indicaties kan beoordelen. De veroordeelde moet een standaardformulier ontvangen waarin wordt uitgelegd welke informatie moet worden verstrekt, welke documenten moeten worden bijgevoegd en waar deze kunnen worden verkregen. Indien hem elektronisch toezicht wordt toegekend en hij vervolgens voorwaardelijke invrijheidstelling wenst aan te vragen, dient de veroordeelde een schriftelijk verzoek in bij de griffie van de SURB, met bijvoeging van de relevante gegevens op basis waarvan de rechter een beslissing kan nemen. In deze procedure is een advies van de directie niet vereist vermits de persoon niet van zijn vrijheid is beroofd.

Hoe neemt de SUR zijn beslissing?

De procedure is in principe schriftelijk. De SUR doet uitspraak binnen een maand hetzij na de ontvangst van het advies van de directeur (indien daarin is voorzien); hetzij na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen waarover de veroordeelde met opschorting van de tenuitvoerlegging van de straf beschikt om zijn dossier bij de griffie van de SURB in te dienen in het geval van een verzoek om beperkte detentie of elektronisch toezicht; hetzij na het verzoek om voorwaardelijke invrijheidstelling dat bij de griffie van de SURB is ingediend door een veroordeelde aan wie “vanuit vrijheid” elektronisch toezicht is toegekend.

Om tot een beslissing te komen, kan de SUR om aanvullende informatie verzoeken uit het dossier dat hij heeft ontvangen. Hij kan bijvoorbeeld de justitiehuizen vragen een maatschappelijke enquête uit te voeren of het nodig achten om een zitting te organiseren. In deze drie gevallen kan de termijn voor het nemen van een beslissing met maximaal een maand worden verlengd. Het is zelfs mogelijk dat de SUR na een verzoek om aanvullende informatie of het verkrijgen van de maatschappelijke enquête het nog steeds noodzakelijk acht om een zitting te organiseren, in welk geval de termijn nogmaals met maximaal een maand kan worden verlengd.

Indien een zitting wordt georganiseerd, kunnen de veroordeelde en zijn advocaat het dossier ten minste vier dagen vóór de datum waarop de zitting is vastgesteld ter griffie van de SURB raadplegen. Tijdens de zitting hoort de SUR de veroordeelde, zijn advocaat, het Openbaar Ministerie en de directeur (indien de veroordeelde gedetineerd is), alsmede, in voorkomend geval, het slachtoffer of andere personen.

Als er een hoorzitting is gehouden, moet de SUR binnen veertien dagen na de hoorzitting uitspraak doen; de wet voorziet niet in de mogelijkheid van uitstel.

Wanneer kan ik opnieuw een strafuitvoeringsmodaliteit aanvragen indien deze door de SUR werd geweigerd?

Indien de SUR de gevraagde strafuitvoeringsmodaliteit niet toekent, kan de veroordeelde geen nieuw verzoek om dezelfde modaliteit indienen vóór de datum die de SUR in zijn vonnis heeft vastgesteld (maximaal zes maanden). Indien de veroordeelde in aanmerking kwam voor de procedure “vanuit vrijheid”, zal hij logischerwijs moeten worden opgesloten van zodra de weigeringsbeslissing van de SUR definitief is geworden.

Wat indien een strafuitvoeringsmodaliteit wordt toegekend?

Indien de SUR een strafuitvoeringsmodaliteit toekent, verbindt hij daaraan de volgende algemene voorwaarden:

  • geen strafbare feiten plegen;
  • behalve voor de beperkte detentie en de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied, een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, ook aan de justitieassistent;
  • gevolg geven aan de oproepingen van het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, van de justitieassistent;
  • voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied, de verplichting om het grondgebied effectief te verlaten en het verbod om tijdens de proeftijd terug te keren naar België zonder in orde te zijn met de wetgeving en de reglementering betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf of de vestiging in het Rijk en zonder de voorafgaande toelating van de strafuitvoeringsrechter.

De SUR kan ook de veroordeelde aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden onderwerpen indien deze absoluut noodzakelijk zijn om het risico op recidive te beperken of indien deze noodzakelijk zijn in het belang van het slachtoffer

Aangezien de procedure in beginsel schriftelijk wordt gevoerd, vereist de wet niet langer dat de veroordeelde tijdens de zitting instemt met de voorwaarden. In dat geval zal hij dat moeten doen wanneer hij de beslissing ontvangt.

Begeleiding door de justitieassistent is in beginsel verplicht indien bijzondere voorwaarden zijn opgelegd of indien elektronisch toezicht werd toegestaan. Een KB van 14 juli 2022[6] stipuleert dat de bevoegde diensten van de Gemeenschappen de concrete invulling bepalen van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht, bestaande uit het uurrooster en de standaardinstructies. De standaardinstructies voor het elektronisch toezicht omvatten minimaal de volgende elementen: de na te leven richtlijnen betreffende de plaatsing, het gebruik en de teruggave van het toezichtsmateriaal en de verplichting om het uurrooster na te leven. Zowel de Franse als de Vlaamse Gemeenschap werken met standaarduurroosters in plaats van individuele uurroosters. Bovendien wordt in de Franse Gemeenschap het elektronisch toezicht beperkt tot een avondklok van zodra de helft van de resterende straf is uitgezeten.

Verder zijn de regels betreffende het toezicht op personen die zijn veroordeeld tot straffen van ten hoogste drie jaar identiek aan de regels die gelden voor personen die zijn veroordeeld tot straffen van meer dan drie jaar en worden zij hier dus niet verder uitgewerkt. Het volstaat te vermelden dat de veroordeelde, het Openbaar Ministerie en de directie de SUR kunnen verzoeken om de opgelegde voorwaarden op te schorten of aan te passen, en dat in een hele reeks omstandigheden, met name wanneer de veroordeelde de opgelegde bijzondere voorwaarden niet respecteert, het Openbaar Ministerie de zaak kan voorleggen aan de SUR, die kan besluiten om de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit te schorsen, te herzien of te herroepen en, ten slotte, dat het Openbaar Ministerie in de bij de wet bepaalde omstandigheden ook de voorlopige aanhouding van de veroordeelde kan bevelen.

Wat zijn de verwachte positieve en negatieve gevolgen van deze hervorming?

De uitvoering van een wet die meer dan 15 jaar geleden werd aangenomen en die tot doel heeft het proces van voorwaardelijke invrijheidstelling te omkaderen met juridische garanties en toegang tot de rechter moet worden toegejuicht in termen van rechtszekerheid en het vormen van een doeltreffend rechtsmiddel voor veroordeelden. Bovendien ging de administratieve regeling die tot nu gold gepaard met verschillende perverse effecten.

Eén daarvan is de vaststelling dat die regeling, omdat ze werd ondergebracht in ongepubliceerde ministeriële omzendbrieven, verkeerd werd begrepen en het wantrouwen wekte van onderzoeks- en vonnisgerechten over bestraffing, waardoor de (valse) overtuiging werd gevoed dat "als de straf niet meer dan drie jaar bedraagt, men niet naar de gevangenis gaat en men na enkele maanden automatisch in vrijheid wordt gesteld met een elektronische enkelband". In de praktijk konden veel veroordeelden echter niet kiezen voor elektronisch toezicht in plaats van de vrijheidsstraf en was de quasi-geautomatiseerde vrijlatingsprocedure niet voor iedereen beschikbaar (geen huisvesting, geen middelen van bestaan, geen verblijfsvergunning, enz.). Bovendien zijn er veel veroordeelden die hun vrijheidsstraffen tot drie jaar wel in de gevangenis uitzitten indien deze opeenstapelen en leiden tot een overschrijding van de driejarendrempel. Het geloof in de "niet-uitvoering" van straffen tot drie jaar leidde derhalve tot langere straffen en een toenemend gebruik van voorlopige hechtenis.

De nieuwe regeling, met effectieve opsluiting en toekenning van een vervroegde invrijheidstelling slechts na een risicoanalyse door de SUR, zou meer vertrouwen moeten genieten van onderzoeks- en vonnisgerechten. Er wordt gehoopt dat dit uiteindelijk de toevlucht tot de voorlopige hechtenis en lange vrijheidsstraffen zal verminderen. Aangezien sommige van de tot drie jaar veroordeelden hun straf onder elektronisch toezicht zullen uitzitten, kan er bovendien van worden uitgegaan dat de vonnisrechters meer gebruik zullen maken van de autonome straf onder elektronisch toezicht. Er zij immers aan herinnerd dat deze straf door een wet van 2014 (die op 1 mei 2016 in werking trad[7]) werd ingevoerd in de hoop om het gebruik van korte vrijheidsstraffen te verminderen. Van het gehoopte effect van die communicerende vaten bleek in de praktijk echter geen sprake: vrijheidsstraffen die in de vorm van elektronisch toezicht worden uitgevoerd krijgen de voorkeur boven het elektronisch toezicht als autonome straf. Deze straf is dus nog steeds weinig succesvol, vooral in vergelijking met de twee overige alternatieve straffen (zie tabel hieronder). De vraag rijst of daar voortaan verandering in zal komen.

Tabel 1. Alternatieve straffen 2016-2021[8]

 

Werkstraf

Probatiestraf

Straf onder elektronisch toezicht

 

FR

NDLS

BEL

FR

NDLS

BEL

FR

NDLS

BEL

2016

5 879

3 926

9 805

38

55

93

5

7

12

2017

5 966

3 663

9 629

241

222

463

6

27

33

2018

5 549

3 782

9 331

347

351

698

7

41

48

2019

5 438

4 294

9 732

343

312

655

1

18

19

2020

4 702

3 852

8 554

326

219

545

4

14

18

2021

6 905

5 847

12 752

434

301

735

6

19

25

Total

34 439

25 364

59 803

1 729

1 460

3 189

29

126

155

 

Anders gezegd, als onderzoeks- en vonnisgerechten snel kennis nemen van de hervorming en hun toepassing van de vrijheidsstraf bijstellen, zou dat geen schadelijke gevolgen moeten teweegbrengen, integendeel.

Helaas zijn velen van mening dat een dergelijke verandering zich niet zal voordoen, althans niet op korte termijn. Bovendien zal deze nieuwe regeling de werklast verhogen van alle actoren die bij de uitvoering van straffen betrokken zijn: psychosociale diensten, gevangenisdirecteurs, gevangenis- en SURB-griffies, strafuitvoeringsrechtbanken, justitiehuizen, externe diensten, enz., met het risico dat het proces van voorwaardelijke invrijheidstelling van alle veroordeelden wordt vertraagd.

Dit alles zou kunnen leiden tot een verergering van het huidige probleem van overbevolking van de gevangenissen (ongeveer 11.000 gevangenen voor 9.500 plaatsen). Deze situatie zou dramatisch zijn en de toch al moeilijke detentieomstandigheden in veel gevangenissen zou nog verder verslechteren. Hoewel de minister van Justitie maatregelen heeft genomen om deze gevangenisinflatie te bestrijden, twijfelen wij aan de doeltreffendheid ervan. In de eerste plaats werd een tijdens de Covid-19-crisis toegepaste maatregel heringevoerd, namelijk de vervroegde invrijheidstelling op zes maanden voor het einde van de straf. Afgezien van de problemen die deze maatregel met zich meebrengt, zal het effect ervan zeer beperkt zijn. De minister verwees daarnaast naar het creëren van nieuwe detentieplaatsen, dankzij de opening van de nieuwe penitentiaire inrichtingen van Haren en Dendermonde en de oprichting van vijftien "detentiehuizen", d.w.z. kleine gevangenissen die vooral bestemd zijn voor personen die tot korte straffen zijn veroordeeld. Ook deze maatregel is niet overtuigend: de uitbreiding van de gevangeniscapaciteit heeft nooit bijgedragen aan de bestrijding van de gevangenisinflatie, integendeel.

Enkel door een bredere hervorming gericht op decriminalisering, depenalisering en decarceratie kan de gevangenisinflatie binnen de perken worden gehouden. Er kan worden gehoopt dat de minister van Justitie tijdens deze legislatuur de hervorming van het strafrecht, de strafvordering en de strafuitvoering wenst af te ronden en zodoende de toepassing van de vrijheidsstraf kan terugdringen.

In tussentijd blijft er voor de onderzoeks- en vonnisgerechten een belangrijke taak weggelegd om bij het toepassen van de voorlopige hechtenis of bij het opleggen van de vrijheidsstraf oog te hebben voor de detentieomstandigheden waarin deze hechtenis (of straf) ten uitvoer wordt gelegd, op straffe van een schending van art. 3 EVRM.[9]

Laurens Claes[1] & Olivia Nederlandt[2]


[1] Mandaatassistent strafrecht aan de Universiteit Antwerpen.

[2] Docent aan Université Saint-Louis Brussel.

[3] Voor een meer gedetailleerde analyse van dit onderwerp, zie onder andere: M.-A. BEERNART, J.-F. FUNCK en O. NEDERLANDT, “L’entrée en vigueur prochaine du nouveau régime d’exécution des peines privatives de liberté de trois ans : enjeux et pistes d’action pour éviter l’aggravation de la surpopulation carcérale”, J.T. 2022, 461-472.

[4] COL 06/2022, voorlopig gezamenlijk communiqué van de minister van Justitie, de ministers van de gefedereerde entiteiten en het College van procureurs-generaal, getiteld "De tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder".

[5] Collectieve brief nr. 161 van 11 augustus 2022 betreffende de wet externe – rechtspositie – toelichting bij de procedure voor de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten door de strafuitvoeringsrechter (SUR) en de strafuitvoeringsrechtbank (SURB), niet gepubliceerd.

[6] Koninklijk besluit van 14 juli 2022 tot bepaling van de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 9 augustus 2022.

[7] Wet van 7 februari 2014 tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf, BS 28 februari 2014.

[8] Bronnen: https://statistiques.cfwb.be/maisons-de-justice/direction-de-la-surveillance-electronique/nombre-de-nouvelles-activations-par-la-direction-de-la-surveillance-electronique-et-duree-effective-de-la-mesure/; https://statistiques.cfwb.be/maisons-de-justice/activites-des-maisons-de-justice/guidances-suivis-mediations-et-mesures/; https://justitie-handhaving.be/highcharts21/
1_4_Evolutie_2010_2021_nieuw_strafrechtelijke_opvolging.html
.

[9] Zie o.a. EHRM 16 maart 2021, nr. 26404/18, Pîrjoleanu/België; EHRM 16 mei 2017; nr. 37768/13 en 36467/14 Sylla en Nollomont/België; EHRM 25 november 2014, nr. 64682/12, Vasilescu/België; KI Brussel 17 april 2012, J.T. 2012, 370; Cass. 25 mei 2021, P.21.0326.N, www.juportal.be.

Deel dit artikel

   

Tags:

DETENTIE FATIK

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.