Big, bigger, biggest! Over de waarde van privacy in tijden van massa-surveillance

20 juni 2013

“Als alles en iedereen voortdurend wordt gecontroleerd, controleer je eigenlijk niets en niemand.”

Tilt het Amerikaanse spionageschandaal het debat omtrent privacy naar een hoger niveau? Of krijgen de privacycritici finaal gelijk? De meningen hierover lijken verdeeld. Big Brother? Of Big Nothing?  

De onthullingen over het Amerikaanse spionageschandaal Prism ontketenden een storm aan reacties. Zoals bij elke kwestie van staatsbelang, zijn ook hier de meningen erg verdeeld, gaande van volslagen verontwaardiging tot uiterste onverschilligheid. Big Brother toont eindelijk zijn ware aard, klinkt het vanuit protagonistische hoek. Maar ook nu blijven er stemmen opgaan die de discussie omtrent privacy hypocriet gebeuzel noemen. Meer nog, velen hebben het einde van privacy reeds lang aanvaard. Dat doet mij besluiten dat niet iedereen goed lijkt te beseffen wat dat begrip privacy nu precies inhoudt. Het betreft lang niet alleen het kunnen beschermen van online persoonsgegevens of de sporen van telecommunicatie. De vrijheid om – atypische - keuzes te maken, de vrijheid om protest te uiten, de vrijheid om relaties aan te gaan, de vrijheid om tot bepaalde groeperingen toe te treden, zijn waarden die reeds lang een hoog aanzien bekleden in onze democratische wereld. Heeft de komst van het digitale en technologische tijdperk ons privacy besef geminimaliseerd tot louter informationele privacy? Hoe subjectief het ook mag zijn, het begrip dekt wel een veel ruimere lading.

"Geleidelijk aan hebben wij zelf het kiemen van een controlestaat gewillig toegestaan, alle democratische garanties ten spijt."

Het debat nam een mogelijks nog interessantere wending: overheden spioneren onze data om ons te beschermen. Zij menen hier zelfs het recht toe te hebben. Meer zelfs, de burger heeft daar in het licht van recente - en minder recente - gebeurtenissen zelf om gevraagd. De wereld was ten slotte een onveilige plaats. Hebben wij de teloorgang van onze persoonlijke vrijheid effectief aanvaard in ruil voor een veilige samenleving? En hebben we hier echt zelf voor gekozen of werd deze trade-off ons simpelweg als de meest gunstige voorgesteld of zelfs opgedrongen? Net na 9/11 schoot de wereld in een kramp. De onveiligheid was reëel gebleken en het doel heiligde alle middelen. Twaalf jaar na datum worden de gevolgen zichtbaar: geleidelijk aan hebben wij zelf het kiemen van een controlestaat gewillig toegestaan, alle democratische garanties ten spijt. Was de gemeenschappelijke vijand een decennium geleden nog duidelijk identificeerbaar, is die nu vervaagd tot een troebele hersenschim. Aanwijsbaar is die vijand al lang niet meer, al verwijzen voorstanders van massa-surveillance maar al te graag naar de recente snelkookpanaanslag in Boston, om de spionage te rechtvaardigen. Eén enkel feit is voldoende aanleiding om een wereldwijde surveillance (opnieuw) te vergoelijken.

Wie in deze tijden vrijheid, naast veiligheid, bepleit wordt zelfs een zekere hypocrisie verweten. Want iedereen weet toch dat beide niet samengaan? Het debat draait in essentie uit op de schijnbaar onmogelijke vraag naar de primauteit van veiligheid over vrijheid. En elke politicus die betrapt wordt met een resem camera’s achter de hand of een microfoon onder de mouw lijkt er tegenwoordig mee weg te komen: een veilige samenleving kan niet vrij zijn. Anders gezegd, een vrije samenleving kan nooit veilig zijn. Dus moet elke burger – liefst op voorhand – worden geregistreerd, gemonitord en gesurveilleerd, zodat elk spoor van normafwijkend gedrag tijdig kan worden opgemerkt.

Niettemin, het streven naar een veilige samenleving mag geen blind streven zijn. Blind voor de alom bekende realiteit dat een 100% veilige wereld slechts een illusie is. En willen machthebbers daadwerkelijk deze maximale veiligheid nastreven uit een beschermende ratio, of worden ze enkel gedreven door de blaam van een eventuele aanslag onder hun bewind? Van een land waar jaarlijks duizenden slachtoffers vallen als gevolg van een gelegaliseerd wapengebruik, die de wapenlobby maar al te graag in stand houdt, lijkt elke poging om buitenlandse bedreigingen tegen te gaan – desnoods d.m.v. wereldwijde surveillance en doorgedreven spionagetechnieken – hypocriete stemmingmakerij. Veiligheid is het doel; spionage het middel; de afbreuk van privacy slechts collaterale schade.

Menig journalist waagde zich, in nasleep van de Snowden-affaire, aan een analyse van het Big Brother-fenomeen. Maar officiële reacties bleven uit. Belgische politici voelden zich niet geroepen het thema op Europees niveau aan te kaarten. De Europese Commissie deed de zaak aanvankelijk af als een interne aangelegenheid, maar lijkt nu wel met de V.S. tot een akkoord te zijn gekomen over informatie-uitwisseling omtrent Prism. Toegegeven, als ze één ding wel kunnen in de V.S. is het net uitwisselen van informatie. Waarom zouden ze dus tegen gekant zijn? Uit redenen van staatsveiligheid misschien? Want vertrouwen kan ten slotte nooit wederzijds zijn. Toch?

Niet alle burgers hebben goede bedoelingen, en dus verdient het aanbeveling ons tegen hen te beschermen. Maar wie beschermt ons tegen een overheid die het niet altijd even goed bedoelt? Of bestaan deze niet? Toch zeker niet in een democratie.

Wie de rechten van de Staat schendt moet – liefst preventief - worden opgespoord. Een overheid die zondigt tegen haar eigen grondwet hoeft dit enkel maar toe te dekken, en bij een onfortuinlijk lek hiervan naar onweerlegbare rechtvaardigingen grijpen (een in de V.S. vaak gehanteerde techniek, zo heeft al mogen blijken). Nood breekt recht. Kan iemand mij zeggen waar de noodzaak ligt - als die er al is? Of moeten we besluiten dat er altijd een terreurdreiging zal zijn en dus ook een permanente noodtoestand, die het negeren van het recht te allen tijde rechtvaardigt? Verwijzen we de grondrechten dan niet beter meteen naar de prullenmand? De bestaande grondrechten lijken duidelijk niet meer aangepast aan de nieuwe realiteit: een gevaarlijke, onveilige wereld waarin wij leven. Misschien dient iemand dan maar meteen het initiatief te nemen om de fundamenten van de rechtsstaat te herschrijven, zodat deze niet meer om de haverklap met de voeten moeten worden getreden. Het zou menig machthebber de tijd besparen diens wanbeleid op amateuristische, weinig overtuigende manier, te verdedigen.

"Beperkte overheidsinterventie en een vermoeden van onschuld vormen de fundamenten van onze democratische rechtsstaat."

Het debat in deze over privacy blijven voeren brengt ons weinig vooruit, want wat Europa als een grondrecht beschouwt, is in de V.S. slechts een consumentenzaak. Maar de waarden van een vrije samenleving hebben beide continenten toch gemeenschappelijk? Beperkte overheidsinterventie en een vermoeden van onschuld vormen de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Privacy lijkt echter voor velen een “vies” woord te zijn, waar je als onschuldige burger onmogelijk belang kan aan hechten. Wie privacy belangrijk vindt is per definitie “verdacht”. Laten we het begrip dan herbenoemen. Laat ons het debat niet langer over privacy voeren, maar over vrijheid. De vrijheid om communicaties aan te gaan, zonder aan zelfcensuur te doen; de vrijheid om te kiezen met wie je gegevens deelt, kortweg de vrijheid om je leven te leven zonder dat wantrouwige overheden over je schouder meekijken.

"Laat ons het debat niet langer over privacy voeren, maar over vrijheid."

Wie nog twijfelde aan de waarde van privacy kreeg vorige week ongelijk. Toch waarschuwen critici voor al te voorbarig optimisme. Hoe snel het besef omtrent privacy er is gekomen, even snel ebt het ook weer weg. De voorbeelden zijn te abstract en de voordelen die de informatiesnelweg ons biedt te aanlokkelijk. Zal de verontwaardiging standhouden of viert de onverschilligheid uiteindelijk zege en dommelen we weer in terwijl Big Brother achter de (computer)schermen steeds groter wordt? U beslist!

Deel dit artikel

   

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.