Camerabewaking als promostunt
09 februari 2006
Meer criminaliteit, hogere onveiligheidsgevoelens of sterke onrust: ziehier de top-3 van redenen pro camerabewaking.
Elke Brusselse bus, tram en metro wordt in de toekomst uitgerust met camera's, zo belooft Brussels minister van Mobiliteit Pascal Smet (DS 7 februari). Wanneer zo'n grootse aankondiging gebeurt, hoef je doorgaans niet ver te zoeken naar een concrete aanleiding: nieuwe statistieken die suggereren dat je het Brusselse openbaar vervoer het best kan vermijden, recente peilingen die aangeven dat het onveiligheidsgevoel bij reizigers de pan uit swingt, of een sterk in het oog springend incident dat gebruikers van het openbaar vervoer wel eens opnieuw hun wagen in zou kunnen jagen.
Meer criminaliteit, hogere onveiligheidsgevoelens of sterke onrust: ziehier de top-3 van redenen waar beleidsmensen zich doorgaans op beroepen wanneer ze de genoemde initiatieven triomfantelijk bekendmaken aan de buitenwereld.
Maar dat is buiten minister Smet gerekend: geen enkele van de drie duikt op in zijn uitleg. Meer nog: de minister doet zijn uiterste best om te verduidelijken dat er eigenlijk geen probleem is: ,,Vorig jaar werden bij de MIVB 1.650 gevallen van agressie geregistreerd'', zo stelt hij in de krant van dinsdag. En hij vervolgt: ,,In amper een honderdtal gevallen moesten veiligheidsmensen of politie tussenbeide komen.'' De MIVB hoeft zich ook geen zorgen te maken over haar cliënteel: in vijf jaar tijd nam het aantal reizigers met de helft toe.
De geruststellende toon van de minister doet me aan de ene kant plezier. In tijden dat politici vlotjes de veiligheidskaart trekken om stemmen te ronselen, is enige tempering van het slecht-nieuwsverhaal uit de mond van een beleidsmaker zeker welkom. Maar aan de andere kant verbaast het me ook: waarom dan al die camera's? En waarom wil hij daarbovenop elke avond een team van zogenaamde mezzanine-agenten op pad sturen in een dertigtal metrostations?
In het artikel in de krant haalt Smet twee redenen aan voor de kostelijke ingreep. Ten eerste: hij lijkt zich te willlen indekken tegen mogelijke klachten dat de overheid onvoldoende doet om daders op te sporen en te identificeren: ,,Stel dat er iets gebeurt en er staan geen camera's: dan zal iedereen ons dat verwijten.'' Kortom, de camera's zijn handig om eventuele lastpakken bij de kraag te vatten én - vooral - om zich tegen klachten te immuniseren.
Zijn tweede reden is van een heel andere orde: Smet wil meer mensen op het Brusselse openbare netwerk krijgen. Dat is natuurlijk een legitieme bekommernis: hij is tenslotte Brussels minister van Mobiliteit. Veiligheid lijkt voor Smet de sleutel om het openbaar vervoer nog aantrekkelijker te maken.
Maar aan beide redenen schort wel wat. De eerste reden lijkt sowieso buiten zijn bevoegdheidsterrein te vallen: vooralsnog is hij geen minister van Binnenlandse Zaken of Justitie. Daarenboven lijkt hij op een nulrisico-benadering aan te sturen: ,,Elk incident is er een te veel'', zo stelt hij. Dat is natuurlijk een onbereikbaar ideaal. Menselijk gedrag heeft nu eenmaal een zekere graad van onvoorspelbaarheid - en gelukkig maar. Een camera meer of minder zal daar weinig aan veranderen: incidenten zullen er altijd zijn.
De tweede reden lijkt dan weer gebouwd op drijfzand. Smet zegt zelf dat er geen echt veiligheidsprobleem is: waarom het geld dan niet op een andere manier investeren om meer reizigers aan te trekken? Bijvoorbeeld: meer metrowagons, ruimere tramstellen of - waarom ook niet - lekker zittende kussentjes in de bussen van de MIVB?
Kortom, bij nader inzien blijkt de rechtvaardiging voor zijn initiatief flinterdun te zijn. Als het cliënteel van de MIVB opdrijven de echte reden is achter de voorstellen van Smet, dan zijn er meer voor de hand liggende manieren om daaraan te werken.
Tom Daems, criminoloog, verbonden aan het Instituut voor Strafrecht van de KULeuven
Dit opiniestuk is verschenen in De Standaard, 9 februari 2006, www.destandaard.be.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.