De Vlaamse Wooncode grondig bijgestuurd door het Grondwettelijk Hof
28 juli 2008
De Vlaamse Wooncode grondig bijgestuurd door het Grondwettelijk Hof
In augustus 2007 dienden de Liga voor Mensenrechten en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen een vernietigingsberoep in tegen de Vlaams Wooncode. Op 10 juli 2008 deed het Grondwettelijk Hof uitspraak over deze zaak.
Vooreerst vernietigt het Hof de buitengerechtelijke ontbinding. Dit heeft tot gevolg dat de verhuurder niet gemachtigd is om tijdens of tegen het einde van de proefduur de huurovereenkomst zelf, eigenmachtig te ontbinden. Dit is van belang omdat deze bepaling van de Vlaamse Wooncode de sociale huurder in een veel zwakkere positie dan de private huurder dreigde te brengen. Hierdoor kon hij zijn huisvesting verliezen op eenzijdige beslissing van de verhuurder, d.w.z. zonder dat een vrederechter voorafgaand de motieven voor de beëindiging heeft getoetst. Deze bepaling is ook van belang voor de toetsing van de taal- en inburgeringsplicht tegen het einde van de proefduur. Immers volgens het Hof is enkel de rechter bevoegd om de ernst van inbreuken op deze verplichtingen te beoordelen en kan een ontbinding enkel gerechtvaardigd worden indien er ernstige hinder en reële aantasting is van de leefbaarheid.
Daarnaast heeft het Grondwettelijk Hof de twee zinsneden uit het artikel inzake de proefduur vernietigd. Hierdoor kan tijdens of tegen het einde van de proefduur de huurovereenkomst niet meer buiten de rechter om ontbonden worden. Dit heeft tot gevolg dat de proefduur enkel het voordeel biedt dat de huurder tijdens die proefperiode geëvalueerd, opgevolgd en bijgestuurd kan worden.
Het gaat hier over een belangwekkend arrest omdat het Hof voor de eerste maal in haar geschiedenis het stand-still principe voor het recht op wonen erkent en op grond hiervan bovenstaande bepalingen vernietigt.
Dit betekent dat het Grondwettelijk Hof de achteruitgang van het beschermingsniveau van de sociale huurder dermate zwaarwichtig vond, dat het niet verzoenbaar is met het grondwettelijk gewaarborgd recht op wonen waaraan de wetgever uitvoering moet geven. Meteen is ook duidelijk dat het recht op een behoorlijke huisvesting, zoals ingeschreven in onze Belgische Grondwet, wel degelijk verstrekkende gevolgen kan hebben. En dus ook consequenties kan hebben voor zij die het beschermingsniveau van de private huurder onevenredig zouden willen afzwakken. Dit is niet zonder belang. Want wellicht wordt binnenkort de Vlaamse overheid bevoegd voor de private huurwetgeving.
Verder is het Hof van oordeel dat de inwoners van de taalfaciliteiten gemeenten, onverminderd het recht hebben om in het Frans te communiceren met hun sociale verhuurders. Waardoor ze niet verplicht zijn het Nederlands te gebruiken in hun relatie tot de sociale verhuurders en de andere bewoners. Hierdoor kan de taalbereidheidsvereiste niet worden opgelegd op de huurders en kandidaat huurders die wensen gebruik te maken van de taalfaciliteiten.
In de rest van Vlaanderen blijft de rechtelijke toetsing van de taalverplichting volledig overeind en zal de rechter moeten nagaan, geval per geval, of de ernstige verstoring van de leefbaarheid voortvloeit uit de niet nakoming van de taalbereidheidsvereiste, inburgeringsbereidheid of andere verplichtingen.
Het VOB en de Liga zijn van oordeel dat dit arrest een belangrijke vingerwijzing is voor de Vlaamse overheid met betrekking tot het te voeren woonbeleid.
De Liga voor Mensenrechten en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen zijn tevreden omdat dit arrest de mensenrechtelijke benadering van het recht op wonen heeft versterkt.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.