Oeverloos en slordig neonaziverbod
17 april 2007
De Kamer buigt zich over de invoering van een wettelijk verbod van neonazistische organisaties. Het wetsvoorstel behelst een zeer ruim verenigingsbod. Alle verenigingen met racistische, totalitaire of autoritaire opvattingen of bedoelingen die, al was het maar theoretisch één van de democratisch beginselen miskennen, worden buiten de wet gesteld, en wel ongeacht of die opvattingen of bedoelingen een ideologische, religieuze dan wel politieke grondslag hebben. De Liga vindt dit wetsvoorstel onaanvaardbaar.
De Kamer buigt zich over de invoering van een wettelijk verbod van neonazistische organisaties. Het wetsvoorstel dat op tafel ligt is van de hand van Spirit kamerlid Koen T’Sijen en is mede ondertekend door gekozenen van Sp.a, open VLD, PS en MR. Aanleiding voor T’Sijen’s initiatief is een aantal fuiven, concerten en reünies die neonaziverenigingen zoals Blood and Honour, Bloed, Bodem Eer en Trouw en Combat 18 op Belgisch grondgebied organiseren. Hoewel deze evenementen baden in een sfeer van haat en racisme, gaan zij zelden gepaard met geweld of overlast. Omdat het niet vanzelfsprekend is dergelijke bijeenkomsten te verhinderen of te verbieden, gingen in de politiek steeds meer stemmen op om een nieuw verbodsinstrument in het leven roepen. Zo richtte minister Dewael in september 2006 een oproep tot het parlement om in deze gevoelige zaak zelf het initiatief te nemen.
Het resultaat van die oproep stemt niet vrolijk. Het wetsvoorstel dat Koen T’Sijen op 22 maart in de Kamer indiende behelst immers een zéér ruim verenigingsverbod: alle verenigingen met racistische, totalitaire of autoritaire opvattingen of bedoelingen die, al was het maar theoretisch één van de democratisch beginselen miskennen, worden buiten de wet gesteld, en wel ongeacht of die opvattingen of bedoelingen een ideologische, religieuze dan wel politieke grondslag hebben.
De draagwijdte van een dergelijk verbod is nauwelijks te overzien. Alle grote godsdiensten en hun kerken – de Christelijke, Islamitische en Joodse – vertonen in hun leer sporen van autoritaire opvattingen die theoretisch moeilijk te verenigen zijn met bepaalde democratische beginselen. Het verbod zou dus tegen deze perfect legitieme en eerbare organisaties ingezet kunnen worden. Ook politieke partijen aan beide uiteinden van het politieke spectrum, zoals het Vlaams Belang en de PVDA, zijn niet veilig voor het voorstel.
Een toetsing van het wetsvoorstel aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigt de indruk dat het te ver gaat. Volgens het mensenrechtenhof is een wettelijk verenigingsverbod slechts onder zeer strenge voorwaarden toelaatbaar - zeker wanneer de (verwerpelijke) opvattingen die een groep erop nahoudt (inhoud) de enige reden vormen voor het uitvaardigen van zo’n verbod. Eerder dan met de inhoud, verbindt het Hof het recht tot het verbieden van een organisatie met het concrete gevaar (impact) dat die vereniging betekent voor een vreedzame en democratische samenleving. Een louter op inhoud gebaseerd verenigingsverbod is alleen aanvaardbaar als het helder, accuraat en restrictief omschreven is. De al te ruime definitie die in het Belgische wetsvoorstel wordt gehanteerd, voldoet in geen geval aan die voorwaarden.
Tot overmaat van ramp wil het parlement het verenigingsverbod met grote spoed invoeren. In de Kamer kreeg het officieel de status opgeplakt van “urgent dossier”. Dat urgentie in dit concrete geval geen ijdel begrip is, blijkt uit de agenda van de Kamer. Het voorstel werd op 22 maart ingediend en wordt al op 17 april besproken én ter stemming gebracht in de Commissie Justitie. Van een degelijke voorbereiding en een hoogstaand legitimerend debat, waarin de conflicterende belangen grondig tegen elkaar afgewogen worden, kan onder dergelijke tijdsdruk geen sprake zijn.
Dat haast en spoed al snel ontaarden in slordigheden, blijkt uit de toelichting bij het wetsvoorstel. De vraag of het verenigbaar is met de vrijheid van vereniging komt daarin nauwelijks aan de orde. Ook een onderzoek naar de effectiviteit van het voorstel blijft achterwege. De indieners gaan niet na of men kan volstaan met een betere toepassing van de bestaande wetgeving, zoals de antiracismewet, de antidiscriminatiewet, de negationismewet, de wet op de private milities, de strafwetgeving die gewelddaden verbiedt en het gemeentedecreet dat burgemeesters in staat stelt op te treden bij (verwachte) schendingen van de openbare orde. Ook de ervaringen van andere Lidstaten van de Europese Unie die wél een vergelijkbaar verenigingsverbod kennen is nauwelijks of niet onderzocht.
De parlementsleden die aan de wieg staan van het wetsvoorstel handelen uit begrijpelijke en terechte morele verontwaardiging over de aanstootgevende bijeenkomsten die neonazi’s op ons grondgebied organiseren. Nochtans bevrijden ook de beste bedoelingen de gekozenen van het volk niet van hun verantwoordelijkheid om steeds met eerbied en uiterste zorg om te gaan met onze grondwettelijke rechten en vrijheden. Het oeverloze en slordige neonaziverbod is voor de Liga voor Mensenrechten dan ook volstrekt onaanvaardbaar.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.